GebruikershandleidingIM C300/C300F/C300FLT/C400F/C400SRF/C400FLT

Als het afdrukken niet start

Opmerking

  • Als de indicator Data-in indicator () in de hoek links onderaan van het bedieningspaneel niet oplicht of knippert na het uitvoeren van een afdruktaak, ontvangt het apparaat de af te drukken data niet goed. Controleer de verbinding tussen het apparaat en de computer en de instellingen in de printerdriver.

  • Controleer de melding als deze op het scherm wordt weergegeven.

  • Als een bericht wordt weergegeven tijdens het gebruiken van de afdrukfunctie

  • Druk bij het controleren of wijzigen van de instellingen in [Instellingen] op [Home] (Illustratie van het scherm van het bedieningspaneel) na het sluiten van [Instellingen].

Voorwaarde

Oorzaak

Oplossing en verwijzing

Afdrukken over een netwerkverbinding (bekabelde LAN) is niet mogelijk.

Er is een probleem met de verbinding tussen het apparaat en de computer.

Controleer de kabel die het apparaat met de computer verbindt, koppel deze af en sluit hem daarna opnieuw aan. Controleer de aansluiting naar een hub of router en zet dat toestel uit en opnieuw aan als dit mogelijk is zonder andere toestellen te storen. Zet vervolgens het apparaat uit, wacht 10 seconden of langen na het bevestigen dat de aan/uit-indicator uit is en zet het apparaat opnieuw aan.

De stroom in-/uitschakelen

Het IP-adres van het apparaat is niet juist geconfigureerd.

Controleer het IP-adres in [Gebruikerstools][Systeeminstellingen][Netwerk/Interface].

Er werd geen geschikte poort geselecteerd voor de netwerkomgeving in de Windows-printerdriver.

Klik met de rechtermuisknop op het apparaatpictogram op het scherm [Apparaten en printers] en geef de printereigenschappen weer. Controleer of de juiste poort is geselecteerd op de tab [Poort]. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor details over uw netwerkomgeving.

Afdrukken over een netwerkverbinding (draadloze LAN) is niet mogelijk.

De ontvangst is zwak.

Verplaats het apparaat of verwijder voorwerpen tussen het apparaat en de computer en controleer of de situatie verbetert.

U kunt de status van het draadloze signaal van Draadloos LAN controleren in [Signaal draadloos LAN] van [Gebruikerstools][Systeeminstellingen][Netwerk/Interface][Apparaat: draadloos LAN][Infrastructuurmodus].

Netwerk/Interface

Een ander toestel dat radiogolven gebruikt op dezelfde frequentie, zoals een microgolfoven of draadloze telefoon, stoort het apparaat.

Zet zulke toestellen uit en controleer of de situatie verbetert.

Afdrukken over een netwerkverbinding (draadloze LAN) is niet mogelijk.

(Infrastructuurmodus)

De SSID is onjuist gespecificeerd.

Controleer [SSID-instelling] en [Signaal draadloos LAN] in [Gebruikerstools][Systeeminstellingen][Netwerk/Interface][Apparaat: draadloos LAN][Infrastructuurmodus].

Er is mogelijk een probleem met het toegangspunt of het weigert een verbinding met het toestel.

Controleer of de verbinding met het toegangspunt of de verbinding tussen het toegangspunt en de computer normaal werd bekomen. Op sommige toegangspunten kan de verbinding met het toegangspunt worden beperkt door het MAC-adres of andere attributen. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor details over uw netwerkomgeving.

Afdrukken over een netwerkverbinding (draadloze LAN) is niet mogelijk.

(802.11 ad-hoc modus)

De verbindingsmodus of SSID is niet juist gespecificeerd.

Controleer de volgende instellingen:

  • [Gebruikerstools][Systeeminstellingen][Netwerk/Interface][Apparaat: draadloos LAN][Communicatiemodus]

  • [Gebruikerstools][Systeeminstellingen][Netwerk/Interface][Apparaat: draadloos LAN][802.11 Ad-hocmodus][Ad-hockanaal]

  • [Gebruikerstools][Systeeminstellingen][Netwerk/Interface][Apparaat: draadloos LAN][Infrastructuurmodus][SSID-instelling] en [Beveiligingsmethode]

Afdrukken via een USB-verbinding is niet mogelijk.

De USB-kabel is niet op de juiste wijze aangesloten.

Sluit de USB-kabel aan op de USB2.0-interface Type B linksachter op het apparaat.

Het apparaat wordt niet juist erkend op de computer.

Voer het volgende uit:

Het apparaat wordt niet weergegeven bij verbinding via USB

De USB-poort is niet juist geselecteerd in de Windows-printerdriver.

Klik met de rechtermuisknop op het apparaatpictogram op het scherm [Apparaten en printers] en geef de printereigenschappen weer. Controleer of de juiste USB-poort is geselecteerd op de tab [Poort].

Afdrukken via een parallelle aansluiting is niet mogelijk.

(IEEE1284)

De kabel werd losgekoppeld na het aanzetten van het apparaat of er is een probleem met de verbinding tussen het apparaat en de computer.

Zet het apparaat uit, sluit de communicatiekabel tussen het apparaat en de computer opnieuw aan en zet het apparaat opnieuw aan.

De stroom in-/uitschakelen

De printerpoort is niet juist geselecteerd in de Windows-printerdriver.

Klik met de rechtermuisknop op het apparaatpictogram op het scherm [Apparaten en printers] en geef de printereigenschappen weer. Controleer of "LPT" is geselecteerd op de tab [Poort].

Een foto rechtstreeks van een digitale camera afdrukken is niet mogelijk.

(PictBridge)

De digitale camera ondersteunt PictBridge niet.

Gebruik een digitale camera die PictBridge ondersteunt.

De USB-kabel is niet op de juiste wijze aangesloten.

Gebruik de USB-kabel die werd meegeleverd met de digitale camera en sluit de USB-kabel aan op de USB2.0-interface Type A linksachter op het apparaat.

De digitale camera wordt tijdelijk niet herkend.

Koppel de USB-kabel los en zet het apparaat aan. Wacht 10 seconden of langer na bevestiging dat de aan/uit-indicator uit is en zet het apparaat opnieuw aan. Sluit de USB-kabel aan nadat het apparaat is aangezet.

De stroom in-/uitschakelen

De digitale camera is niet juist geconfigureerd.

Schakel PictBridge in op de digitale camera en specificeer het formaat van het papier dat is geladen in de papierlade. U kunt maximaal 999 kopieën tegelijk afdrukken.

Rechtstreeks foto's van een digitale camera afdrukken zonder een computer te gebruiken (PictBridge)

De computer is juist aangesloten op het apparaat maar er kunnen geen documenten worden afgedrukt.

Gebruikersauthenticatie of een versleutelingscode voor de driver is gespecificeerd op het apparaat.

Raadpleeg de toestel- en apparaatbeheerders voor informatie over de instelling en configureer de printerdriver overeenkomstig.

Inloggegevens in het printerstuurprogramma opgeven

Het apparaat is geconfigureerd voor off-line gebruik in de Windows-printerdriver.

Rechterklik op het scherm [Apparaat en Printer] op het apparaatpictogram [Zie wat er wordt afgedrukt] [Printer], en vink het [De printer offline gebruiken] selectievakje uit.

Formulier voeden kon niet worden uitgevoerd omdat het overeenkomstige papier niet werd geladen of een bewerkeigenschap waarin Formulier voeden niet mogelijk is, werd gespecificeerd terwijl [Automatisch doorgaan] is gespecificeerd.

  • Plaats het papier en controleer daarna of het papierformaat en type op de juiste manier zijn opgegeven in [Gebruikerstools][Lade-/papierinstellingen].

    Papier in de papierlade plaatsen

  • U kunt de instelling [Automatisch doorgaan] wijzigen in [Gebruikerstools][Printereigenschappen][Systeem][Actie bij fout].

Afdrukken is niet mogelijk, zelfs niet nadat u het probleem hebt opgelost nadat “Papierstoring”, “Toner bijvullen.”, “Geen papier” of een ander bericht werd weergegeven.

Het apparaat is geconfigureerd om het afdrukken van een document op te slaan of te annuleren bij een fout.

  • Controleer de instelling in [Gebruikerstools][Printereigenschappen][Systeem] op het tabblad [Actie bij fout][Opsl. & foute taak oversln] van [Foutieve afdruktaken automatisch annuleren].

  • Als [Opslaan en foute taak overslaan] is gespecificeerd, controleer dan het document in [Afdrukken snel vrijgeven].

Het afdrukken is niet uitgevoerd, hoewel het opgegeven afdruktijdstip reeds is verstreken.

Het apparaat werd niet aangezet terwijl het apparaat is geconfigureerd om niet af te drukken als het apparaat uit staat.

Wijzig [Gebruikerstools][Printereigenschappen][Gegevensbeheer/Onderhoud][Taken afdrukken][Taken niet afgedrukt omdat apparaat uit was] in [Afdrukken wanneer apparaat Aan] om afdrukken uit te voeren nadat het apparaat werd ingeschakeld.

De klok op het apparaat is niet juist ingesteld.

Controleer [Instellingen][Systeeminstellingen][Datum/Tijd/Timer][Datum/Tijd][Tijd instellen].

De klok op de computer is niet juist ingesteld.

Stel de klok van de computer juist in.

Een foutmelding wordt weergegeven op het scherm van het bedieningspaneel.

Verwijder de foutmelding.

Opmerking

  • Als het apparaat met een netwerk is verbonden, geeft u het IP-adres van een netwerkcomputer op op het tabblad [Gebruikerstools][Systeeminstellingen][Netwerk/Interface][Pingopdracht] om de verbinding met de computer te controleren.