De stroom in-/uitschakelen
Als u het apparaat wilt in- of uitschakelen, drukt u op de hoofdstroomschakelaar aan de voorkant van het apparaat.
Wanneer u de faxfunctie van het apparaat gebruikt, dient u bij normaal bedrijf de stroom niet uit te schakelen. Als de stroom wordt uitgeschakeld, gaan gegevens die in het faxgeheugen zijn opgeslagen, verloren; dit gebeurt ongeveer een uur nadat het apparaat is uitgeschakeld. Als u de stroom moet uitschakelen of de stroomkabel om welke reden dan ook moet lostrekken, controleer dan of 100% wordt weergegeven als beschikbaar geheugen op het scherm van de faxfunctie.
Het apparaat aanzetten
Druk niet op de hoofdstroomschakelaar vlak nadat u op de hoofdschakelaar van het apparaat heeft gedrukt. Wanneer u de stroom in- of uitschakelt, wacht u minimaal 10 seconden nadat u heeft bevestigd dat de hoofdstroomindicator op het bedieningspaneel is in- of uitgeschakeld.
Controleer of de stekker van het netsnoer stevig in het stopcontact zit.
Druk op de hoofdstroomschakelaar.
De hoofdstroomindicator aan de rechterkant van het bedieningspaneel gaat branden.
Wanneer de stroom is ingeschakeld, kan op het scherm worden weergegeven dat het apparaat automatisch opnieuw wordt opgestart. Schakel de hoofdstroom niet uit als het apparaat bezig is met verwerken. Het duurt circa 7 minuten voordat het apparaat opnieuw is opgestart.
Als er een bestand is gewist uit het geheugen, dan wordt er automatisch een Stroomstoringsrapport afgedrukt zodra de stroom weer is hersteld. Dit rapport kan worden gebruikt om verloren bestanden te identificeren.
Het apparaat uitzetten
Zet het apparaat niet uit als het apparaat bezig is met een bewerking. Als u de stroom wilt uitschakelen, bevestigt u dat de bewerking is voltooid.
Houd de hoofdstroomschakelaar niet ingedrukt als de stroom uitgeschakeld wordt. Als u dit wel doet, wordt het apparaat geforceerd uitgeschakeld. Dit kan de harde schijf of het geheugen beschadigen en storingen veroorzaken.
Druk niet op de hoofdstroomschakelaar vlak nadat u op de hoofdstroomschakelaar van het apparaat heeft gedrukt. Wanneer u de stroom in- of uitschakelt, wacht u minimaal 10 seconden nadat u heeft bevestigd dat de hoofdstroomindicator op het bedieningspaneel is in- of uitgeschakeld.
Druk op de hoofdstroomschakelaar.
De hoofdstroomindicator aan de rechterkant van het bedieningspaneel wordt uitgeschakeld. De stroom wordt automatisch uitgeschakeld nadat het apparaat op de juiste manier is uitgeschakeld.
Energiespaarstand
Wanneer het apparaat gedurende een bepaalde periode niet wordt gebruikt, gaat het apparaat automatisch in de "Energiespaarstand". De "Energiespaarstand" heeft twee modi, "Uitmodus fuseereenheid" en de "Slaapstand"; eerst wordt het apparaat in de Uitmodus fuseereenheid gezet. Standaard is het apparaat geconfigureerd om beide modi te gebruiken.
Uitmodus fuseereenheid
In deze stand brandt het Aan/uit-indicatielampje. Omdat de verwarming van de fuseereenheid wordt uitgeschakeld, maar het scherm van het bedieningspaneel nog wel wordt weergegeven, neemt het stroomverbruik wel af, maar kunt u toch snel aan de slag. Als u het apparaat gedurende een bepaalde periode niet gebruikt, maakt het apparaat een klikkend geluid en wordt de Uitmodus fuseereenheid geactiveerd.
U kunt opgeven of u de Uitmodus fuseereenheid wilt inschakelen en hoelang het duurt voordat het apparaat in Uitmodus fuseereenheid gaat onder [Uitmodus fuseereenheid (energiespaarstand) Aan/Uit].
In deze modus kunt u documenten scannen, faxen verzenden, faxen ontvangen in het geheugen, de apparaatinstellingen wijzigen op het bedieningspaneel en andere bewerkingen uitvoeren waarvoor niet hoeft worden afgedrukt.
Slaapstand
In deze modus wordt het display van het bedieningspaneel uitgeschakeld en knippert de hoofdstroomindicator langzaam. Het stroomverbruik wordt geminimaliseerd. Wanneer u het apparaat gedurende een bepaalde periode niet gebruikt of op [Energiesp.st.] () drukt, wordt de Slaapmodus geactiveerd.
U kunt de tijdsduur tot het apparaat overschakelt naar de Slaapstand wijzigen bij [Timer slaapstand].
Als u een van de volgende handelingen verricht, komt het apparaat weer uit de slaapstand:
Open de ADF.
Plaats een origineel in de ADF.
Raak het display van het bedieningspaneel aan.
De energiebesparingsfuncties worden uitgeschakeld wanneer er een fout optreedt of terwijl er een bewerking wordt uitgevoerd.
De energiespaarstandfuncties zullen niet werken in de volgende gevallen:
Tijdens de vastgestelde opwarmperiode
Wanneer bewerkingen worden geannuleerd tijdens het afdrukken
Bij het weergeven van een waarschuwing (het apparaat gaat in de Uitmodus fuseereenheid tenzij het paneel open is)
Bij vastgelopen papier (het apparaat gaat in de Uitmodus fuseereenheid, behalve wanneer het paneel open is)
Als het indicatielampje Inkomende gegevens brandt of knippert (het apparaat gaat in Uitmodus fuseereenheid, behalve wanneer het indicatielampje Inkomende gegevens brandt of knippert als gevolg van het ontvangen van faxen of het opslaan van documenten)
In de volgende gevallen gaat het apparaat niet over op de slaapstand:
Tijdens communicatie met externe apparatuur
Wanneer de harde schijf bezig is met het uitvoeren van een bewerking
Wanneer er een onderhoudsbericht wordt weergegeven
Wanneer de ADF, het apparaatpaneel of het ADF-paneel open staan
Wanneer het bericht "Toner bijvullen" verschijnt
Wanneer toner wordt bijgevuld
Wanneer een van de volgende schermen wordt weergegeven:
Systeeminstell.
Teller
Informatie
Adresboek
Lade-/papierinstellingen
Wanneer er gegevens worden verwerkt
Als een bestand binnen een minuut wordt verzonden via de faxfunctie "Uitgest. verz."
Wanneer een ontvanger wordt opgenomen in de adreslijst of in een groepskieslijst
Wanneer de testafdruk, de beveiligde afdruk of het opgeslagen afdrukscherm weergegeven wordt
Wanneer het scherm van een document dat opgeslagen is in de printerfunctie verschijnt
Wanneer de interne koelventilator draait
Wanneer u toegang tot het apparaat wilt krijgen met Web Image Monitor