GebruikershandleidingIM C300/C300F/C300FLT/C400F/C400SRF/C400FLT

Aanbevolen papierformaten en -typen

De aanbevolen papierformaten en -typen voor elke lade zijn zoals hieronder wordt beschreven.

Opmerking

  • Als u meerdere vellen invoert, waaiert u de vellen goed los of plaatst u de vellen een voor een in de handinvoer.

  • Bij het laden van de volgende soorten papier, kan er een zoemend geluid hoorbaar zijn Dit heeft geen invloed op de prestaties.

    • Transparante folie

    • Halfdoorschijnend papier

    • Briefkaarten

  • De afdruksnelheid kan langzamer zijn afhankelijk van de papiermaat of papiersoort.

Lade 1

Papiertype en -gewicht

Formaat

Papiercapaciteit

60-163 g/m2 (16 lb bankpost - 90 lb. index)

Normaal pap.1 – Dik papier 2

Selecteer het papierformaat met behulp van

het menu Lade-/papierinstellingen:

A4Liggend, A5Liggend, B5 JISLiggend, 81/2 × 11Liggend, 51/2 × 81/2Liggend

  • IM C300-serie: 250 vellen

  • IM C400-serie: 550 vellen

60-163 g/m2 (16 lb bankpost - 90 lb. index)

Normaal pap.1 – Dik papier 2

Aangepast formaat:

Pictogram voor regio A

Verticaal: 139,5 - 216,0 mm

Horizontaal: 210,0 – 297,0 mm

Pictogram voor regio B

Verticaal: 5,50 - 8,50 inch

Horizontaal: 8,27 – 11,69 inch

  • IM C300-serie: 250 vellen

  • IM C400-serie: 550 vellen

Papierlade-eenheid (Laden 2-4)

Papiertype en -gewicht

Formaat

Papiercapaciteit

60-163 g/m2 (16 lb bankpost - 90 lb. index)

Normaal pap.1 – Dik papier 2

Selecteer het papierformaat via het menu Lade-/papierinstellingen:

A4Liggend, A5Liggend, B5 JISLiggend, 81/2 × 14Liggend, 81/2 × 13Liggend, 81/2 × 11Liggend, 81/4 × 14Liggend, 81/4 × 13Liggend, 8 × 13Liggend, 71/4 × 101/2Liggend, 51/2 × 81/2Liggend, 81/2 × 12Liggend, 81/2 × 132/5Liggend

550 vellen

60-163 g/m2 (16 lb bankpost - 90 lb. index)

Normaal pap.1 – Dik papier 2

Aangepast formaat:

Pictogram voor regio A

Verticaal: 139,5 - 216,0 mm

Horizontaal: 210,0 – 356,6 mm

Pictogram voor regio B

Verticaal: 5,50 - 8,50 inch

Horizontaal: 8,27 – 14,03 inch

550 vellen

Handinvoer

Papiertype en -gewicht

Formaat

Papiercapaciteit

60 – 220 g/m2 (16 lb. bankpost – 80 lb. voor-/achterblad)

Normaal pap.1 – Dik papier 3

Selecteer het papierformaat*1:

A4Liggend, A5StaandLiggend, A6Liggend, B5 JISLiggend, B6 JISLiggend, 81/2 ×14Liggend, 81/2 × 13Liggend,81/2 × 11Liggend, 81/4 × 14Liggend,81/4 × 13Liggend, 8 × 13Liggend,

8 × 10Liggend, 71/4 × 101/2Liggend, 51/2 × 81/2StaandLiggend, 16KLiggend, 81/2 × 12Liggend, 81/2 × 132/5Liggend

  • Normaal pap.1, Normaal pap.2: 100 vellen

  • Medium dik–Dik papier 3: *3

60 – 220 g/m2 (16 lb. bankpost – 80 lb. voor-/achterblad)

Normaal pap.1 – Dik papier 3

Aangepast formaat *2:

Pictogram voor regio A

Verticaal: 76,2 - 216,0 mm

Horizontaal: 139,0 – 600,0 mm

Pictogram voor regio B

Verticaal: 3,00 - 8,50 inch

Horizontaal: 5,48 – 23,62 inch

  • Normaal pap.1, Normaal pap.2: 100 vellen

  • Medium dik–Dik papier 3: *3

OHP-transparanten

A4Liggend, 81/2 × 11Liggend

10 vellen

Halfdoorschijnend papier

A4Liggend

10 vellen

Etiketten (stickervellen)

A4Liggend, 81/2 × 11Liggend

1 vellen

Enveloppen

Selecteer het papierformaat*1:

41/8 × 91/2Liggend, 37/8 × 71/2Liggend, C5 EnvLiggend, C6 EnvLiggend, DL EnvLiggend

*3

*1 Selecteer het papierformaat.

*2 Voer het papierformaat in.

*3 Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. Het aantal vellen dat u in de papierlade kunt plaatsen, hangt af van het gewicht en de gesteldheid van het papier.

Opmerkingen over speciaal papier

Papiertype

Opmerking

Dik papier plaatsen

Richting van dik papier en aanbevolen staat

Enveloppen plaatsen

Enveloprichting en aanbevolen staat

Briefpapier plaatsen

Papier met vaste afdrukrichting of dubbelzijdig papier plaatsen

Etiketten plaatsen (stickervellen)

Wij raden u aan gespecificeerd etikettenpapier te gebruiken. Als er ander papier wordt gebruikt dan het opgegeven papier, kan de normale werking en kwaliteit niet worden gegarandeerd.

Transparanten plaatsen

Controleer bij gebruik van de transparanten de afdrukzijden zorgvuldig. Foutief laden kan problemen veroorzaken. Verwijder gekopieerde of afgedrukte vellen één voor één.

Halfdoorschijnend papier plaatsen

  • Gebruik altijd papier met lange korrel als u halfdoorschijnend papier plaatst.

  • Verwijder gekopieerde of afgedrukte vellen één voor één.

Gecoat papier plaatsen

  • Stel het "Papiertype" in op [Gecoat papier] en geef een geschikt kenmerk op voor "Papierdikte" bij de instelling voor papiertype/-dikte voor elke lade onder [Instellingen][Lade-/papierinstellingen][Papierformaat/Papiertype].

  • Als zich een papierstoring voordoet of als het apparaat een vreemd geluid maakt, voert u het papier vanuit de handinvoer een voor een in.

Papierdikte voor elk papiergewicht

Papierdikte*1

Papiergewicht

Norm. pap. 1

60 - 74 g/m2 (16 - 20 lb. bankpost)

Normaal papier 2

75 – 81 g/m2 (20 lb. bankpost)

Medium dik

82 - 105 g/m2 (20 - 28 lb. bankpost)

Dik papier 1

106 – 130 g/m2 (28 lb. bankpost – 35 lb. index)

Dik papier 2

131-163 g/m2 (35 lb bankpost - 90 lb. index)

Dik papier 3

164 - 220 g/m2 (90 lb. index - 80 lb. voorblad)

*1 De afdrukkwaliteit neemt af als het door u gebruikte papier dicht bij het minimale of maximale gewicht ligt. Wijzig de instelling voor het papiergewicht in dunner of dikker.

Opmerking

  • Als u papier van 60–65 g/m2 (16–17 lb. bankpost) gebruikt, raden we u aan dat u [Speciaal pap. 1] als papiertype opgeeft om betere uitvoerkwaliteit te krijgen.

Ongeschikt papier

VOORZICHTIG

  • Gebruik geen geniete vellen papier, aluminiumfolie, carbonpapier of elk ander soort geleidend papier. Doet u dit wel, dan kan er brand ontstaan.

Papier dat fouten veroorzaakt

Gebruik de volgende soorten behandeld papier niet. Als u dit wel doet, kunnen er zich fouten voordoen.

  • Papier voor inkjetprinters

  • Thermisch papier

  • Tekenpapier

  • Aluminiumfolie

  • Carbonpapier

  • Geleidend papier

  • Papier met perforatielijnen

  • Papier met dubbelgevouwen randen

  • Vensterenveloppen

  • Tabbladen

  • Bepaalde typen OHP-transparanten voor afdrukken in kleur

Druk niet af of kopieer niet op zijden die al zijn bedrukt.

Papier dat een storing veroorzaakt

Gebruik de volgende papiersoorten niet. Dit kan een papierstoring veroorzaken.

  • Gegolfd, gevouwen of gekreukeld papier

  • Geperforeerd papier

  • Te glad papier

  • Gescheurd papier

  • Grof papier

  • Dun papier dat niet stevig genoeg is

  • Papier met een stoffig oppervlak

Plaats geen vellen die reeds bedrukt zijn door een ander apparaat. (vellen kunnen vastlopen als ze niet juist zijn bewaard).

Bij gebruik van papier dat is omgekruld door vocht of drogen, kan het papier of het nietje vast komen te zitten.

Plaats geen vellen die reeds bedrukt zijn door een ander apparaat. Als u dit doet, kan dit het plaatsen van papier beïnvloeden, omdat het poeder dat verschuiving moet voorkomen aan de papierroller kan vastplakken.

Opmerking

  • Papierstoring kan ontstaan afhankelijk van de staat van het papier, zelfs bij gebruik van aanbevolen papier.

Papieropslag

Wanneer u papier bewaart, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen altijd worden getroffen:

  • Bewaar het papier niet op een plek waar het wordt blootgesteld aan direct zonlicht.

  • Bewaar papier in een droge omgeving (vochtigheid: 70% of minder).

  • Bewaar papier op een vlak oppervlak.

  • Bewaar papier niet verticaal.

  • Als een pak papier eenmaal is geopend, bewaar deze dan in een plastic tas.

Afdrukken opslaan

  • Afdrukken zullen vervagen als ze gedurende langere tijd worden blootgesteld aan fel licht, vocht of vochtigheid. U kunt dit voorkomen door de kleurenafdrukken in een map op een donkere, droge plaats te bewaren.

  • Indien u afdrukken vouwt, laat de kleur in de vouw los.

  • Als afdrukken worden bewaard onder de volgende omstandigheden, kan de toner smelten:

    • Wanneer een droge en natte afdruk op elkaar worden gelegd

    • Wanneer een oplosmiddelhoudend plakmiddel wordt gebruikt om afdrukken aan elkaar te plakken

    • Wanneer afdrukken langdurig op matten van gechloreerd plastic worden gelegd op een plek waar een hoge temperatuur heerst

    • Wanneer afdrukken worden bewaard op plekken waar ze aan extreem hoge temperaturen worden blootgesteld, zoals naast een verwarming