De netwerkverbindingsmethode selecteren
Het apparaat met het netwerk verbinden om de functies van het apparaat te gebruiken vanop uw computer of mobiel apparaat. Er zijn twee methoden om de netwerkfunctie van het apparaat te gebruiken.
Het apparaat verbinden met een lokaal netwerk (LAN)
Het apparaat rechtstreeks verbinden van een computer of mobiel apparaat
Het apparaat verbinden met een lokaal netwerk (LAN)
Het apparaat verbinden met een lokaal netwerk om de functies van het apparaat te gebruiken, zoals afdrukken vanaf de computer of het per e-mail versturen van gescande gegevens via het netwerk.
Er zijn twee methoden om verbinding te maken met een netwerk: een bekabelde verbinding met een hub of een router door middel van een LAN-kabel, en een draadloze verbinding met een toegangspunt via draadloze LAN.
Een bekabelde verbinding gebruiken
Een draadloze verbinding gebruiken
Verbinding maken met een toegangspunt in de infrastructuurmodus.
Verbinding maken met een draadloos LAN-netwerk
Een optionele draadloos-LAN-kaart is vereist.
Het apparaat rechtstreeks verbinden van een computer of mobiel apparaat
U kunt een computer of mobiel apparaat niet rechtstreeks met het apparaat verbinden zonder toegangspunt om af te drukken of te scannen. Er zijn drie mogelijke methoden.
Verbinding voor meerdere apparaten (Directe verbinding: Modus groepseigenaar)
De mobiele apparaten detecteren het apparaat als het toegangspunt.
U kunt tot vier slimme apparaten tegelijkertijd met het netwerk verbinden op het Slim bedieningspaneel.
U kunt tot negen slimme apparaten met het netwerk verbinden via de optionele draadloze LAN-kaart.
Vanaf een mobiel apparaat verbinding maken met het apparaat via de functie Wi-Fi Direct
U kunt apparaten verbinden die Wi-Fi Direct niet ondersteunen.
U kunt de apparaten niet met elkaar verbinden.
U kunt de bekabelde LAN-netwerkverbinding gebruiken in combinatie met deze methode.
Verbinding maken via één apparaat (Direct Connection-modus)
Dit verbindt één mobiel apparaat met het apparaat.
Vanaf een mobiel apparaat verbinding maken met het apparaat via de functie Wi-Fi Direct
U kunt apparaten verbinden die Wi-Fi Direct ondersteunen.
U kunt de bekabelde LAN-netwerkverbinding gebruiken in combinatie met deze methode.
Verbinding maken via een computer (Ad-hoc-modus)
Dit verbindt één computer met het apparaat.
Verbinding maken met een draadloos LAN-netwerk
Een optionele draadloos-LAN-kaart is vereist.
U kunt de bekabelde LAN-netwerkverbinding niet gebruiken in combinatie met deze methode.
Installeer de optionele apparaatserver om het apparaat te delen in twee lokale netwerken.
Het IP-adres en andere instellingen configureren op de optionele apparaatserver
Om het apparaat te gebruiken via een mobiel apparaat moeten andere voorbereidingen getroffen worden dan alleen het netwerk instellen op het apparaat en het mobiele apparaat.