GebruikershandleidingIM C300/C300F/C300FLT/C400F/C400SRF/C400FLT

Verbinding maken met een draadloos LAN-netwerk

U kunt het apparaat via uw computer bedienen als deze verbonden is met een toegangspunt van een draadloos LAN-netwerk. Verbind voor normaal gebruik, zoals bij gebruik via alle computers op dezelfde verdieping, het apparaat met een toegangspunt in de infrastructuurmodus.

Belangrijk

De verbinding configureren in de infrastructuurmodus

Het apparaat ondersteunt WPS (Wi-Fi Protected Setup) voor configuratie.

  • Als het toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u configureren door op de druktoets van het toegangspunt te drukken of door de PIN-code die op het apparaat wordt weergegeven in te geven in het toegangspunt van de computer.

  • Als het toegangspunt WPS niet ondersteunt of u hier niet zeker van bent, geef dan de SSID of coderingssleutel van het toegangspunt handmatig op.

In beide gevallen kunt u de setup uitvoeren via de Wizard (Gebruikerstools) of handmatig de setup uitvoeren via [Systeeminstellingen]. Als u "WPA2" gebruikt als beveiligingsmethode voor het toegangspunt, kunt u de verbinding niet configureren via [Installatie-instellingen]. Configureer de verbinding in dit geval via [Systeeminstellingen].

De infrastructuurmodus configureren van de Wizard

Configureer de infrastructuurmodus via [Netwerkinstellingen] van [Basic Settings When Installing].

1Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

2Druk op [Basisinstellingen bij installatie][Installation Settings].

3Druk op [Netwerkinstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Selecteer [Wireless LAN] en druk daarna op [Volgende].

Afbeelding van bedieningspaneel

5Een verbindingsmethode selecteren.

Selecteer een van de methoden uit [Netwerk], [Druktoets] en [PIN-code].

Als u [Netwerk] selecteert

Selecteer een toegangspunt of druk op [Overig].

Selecteer een toegangspunt dat u wil gebruiken uit de lijst met toegangspunten om een toegangspunt te selecteren. Geef de beveiligingsmethode en het wachtwoord op als het sleutelsymbool wordt weergegeven. Geef de naam van het netwerk, de beveiligingsmethode en het wachtwoord van het toegangspunt op dat gebruikt zal worden als u [Overig] selecteert.

Als u [Druktoets] selecteert

Druk, overeenkomstig de instructie op het scherm, op de DRUKTOETS van het toegangspunt (router) om verbinding met het netwerk te maken.

Als u [PIN-code] selecteert

Registreer, overeenkomstig de instructies op het scherm, de PIN-code die weergegeven wordt op het scherm van het apparaat op het toegangspunt (router). Gebruik de computer die met het toegangspunt verbonden is om de PIN-code in te geven. Voor meer informatie over het invoeren van de PIN-code met de computer, zie de gebruikershandleiding van het toegangspunt.

6Druk na het voltooien van de configuratie op [Volgende].

7Geef in het scherm voor [Instellingen directe verbinding] op of een directe verbinding moet worden geactiveerd.

Als een directe verbinding geactiveerd is, heeft u toegang tot het apparaat via een smartapparaat. Ga verder met het instellen van de USB-verbinding zoals nodig.

8Druk op [OK].

9Druk na het voltooien van de configuratie op [Instel. voltooien].

De infrastructuurmodus configureren via Systeeminstellingen

Configureer de infrastructuurmodus via [Netwerk/Interface] van de [Systeeminstellingen]. Als uw toegangspunt WPS ondersteunt, hoeft u de coderingssleutel of beveiligingsmethode van het toegangspunt niet op te geven.

De verbinding configureren met WPS

1Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

2Druk op [Systeeminstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk op [Netwerk/Interface][Apparaat: draadloos LAN].

4Druk op [Wireless LAN: Eenv. installatie/Rechtstr. verbinding].

Met behulp van de knop WPS

Gebruik de WPS-knop als het toegangspunt zich op een armlengte bevindt.

  1. Druk op [Verbinding maken] bij [Druktoets] en druk daarna binnen de 2 minuten op de WPS-knop op het toegangspunt (router).

    Afbeelding van het toegangspunt

    Het verbindingsbericht wordt weergegeven.

De PIN-code gebruiken

Gebruik de PIN-code als het toegangspunt zich buiten uw bereik bevindt, zoals op een hoge muur of bovenop een rek, of het apparaat niet verbonden kan worden met het toegangspunt door middel van de WPS-knop.

  1. Bereid een computer voor die verbinding kan maken met het toegangspunt.

  2. Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op [Verbinding maken] bij [Inschrijver].

  3. Open het beheerscherm van het toegangspunt op de computer en voer de PIN-code in die op het apparaat wordt weergegeven.

    Het verbindingsbericht wordt weergegeven.

    Voor meer informatie over het invoeren van de PIN-code met de computer, zie de gebruikershandleiding van het toegangspunt.

5Druk na het voltooien van de configuratie op [Home] (Operation panel screen illustration)

De verbinding handmatig configureren

Bevestig de SSID, coderingssleutel en beveiligingsmethode die in het toegangspunt zijn opgegeven en volg daarna onderstaande procedure.

  • De coderingssleutel kan geschreven zijn als "netwerksleutel", "PSK" of "wachtwoordzin".

1Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

2Druk op [Systeeminstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk op [Netwerk/Interface][Apparaat: draadloos LAN][Infrastructuurmodus].

4Druk op [SSID-instelling].

5Druk op het invoerveld voor de [SSID-instelling], en geef vervolgens de SSID op.

Afbeelding van bedieningspaneel

6Druk op [OK].

7Druk op [Beveiligingsmethode].

8Selecteer de beveiligingsmethode die is opgegeven op het toegangspunt.

Afbeelding van bedieningspaneel
  • Voer de coderingssleutel in die is opgegeven in het toegangspunt als u [WEP] heeft geselecteerd.

  • Als u [WPA2] heeft geselecteerd, selecteer dan de authenticatiemethode de is opgegeven in het toegangspunt ([WPA2-PSK] of [WPA2]) en voer daarna de coderingssleutel in.

9Druk op [OK].

10Druk op [Signaal draadloos LAN] om de status van de verbinding te controleren.

11Druk na het voltooien van de configuratie op [Home] (Operation panel screen illustration)

De modus Ad-hoc gebruiken

Configureer de modus ad-hoc in [Netwerk/Interface] of [Systeeminstellingen] om het apparaat met de computer te verbinden zonder toegangspunt.

1Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

2Druk op [Systeeminstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk op [Netwerk/Interface][Apparaat: draadloos LAN][Infrastructuurmodus].

4Druk op [SSID-instelling].

5Druk op het invoerveld voor de [SSID-instelling], en geef vervolgens de SSID op.

Afbeelding van bedieningspaneel

De SSID die hier wordt ingevoerd wordt op de computer weergegeven.

6Druk op [OK].

7Druk op [Beveiligingsmethode].

8Selecteer [WEP] bij de beveiligingsmethoden, en geef vervolgens de coderingssleutel op.

Afbeelding van bedieningspaneel

9Druk op [OK].

10Druk op [], en druk vervolgens op [Communicatiemodus].

11Selecteer [802.11 Ad-hocmodus] bij [Communicatiemodus].

Afbeelding van bedieningspaneel

12Druk op [OK].

13Druk op [802.11 Ad-hocmodus].

14Druk op [Ad-hockanaal].

Afbeelding van bedieningspaneel

15Selecteer het kanaal dat geschikt is voor het type van draadloos LAN-netwerk dat op de computer wordt ondersteund.

  • IEEE 802.11 b (2,4 Ghz)

    1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11

Wijzig het kanaal als de verbinding zwak is of de communicatiesnelheid zeer laag is.

16Druk op [OK].

17Druk na het voltooien van de configuratie op [Home] (Operation panel screen illustration)