Koptekst overslaan
 

Aansluiten op de interface

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de interface van het apparaat kunt identificeren en hoe u het apparaat kunt aansluiten volgens de netwerkomgeving.

Type 1, 2, 6 en 7 (voornamelijk Europa)

Afbeelding voor het aansluiten op de interfaces (illustratie met nummers en benoemingen)

  1. USB-hostinterface

    Poort voor het aansluiten van een USB-interfacekabel of USB-interfaceapparaat

    Gebruik deze interface om het apparaat aan een kaartverificatieapparaat, extern toetsenbord of Bluetooth te verbinden.

  2. USB 2.0 [Type B]-poort

    Poort om de USB 2.0 [type B]-interfacekabel op aan te sluiten.

    Met deze interface kunt u met het apparaat afdrukken via de USB-verbinding.

    Het andere uiteinde van de USB-kabel moet aangesloten worden op de uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel).

    Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.

  3. Ethernet-poort

    Poort voor het gebruik van de 100BASE-TX- of 10BASE-T-kabel.

    Gebruik deze interface om het apparaat op een netwerk aan te sluiten.

    Als u een Ethernet-interfacekabel wilt die 1000BASE-T ondersteunt, neemt u contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.

  4. IEEE 1284-poort (optioneel)

    Poort voor het aansluiten van de IEEE 1284-interfacekabel

  5. Draadloze LAN-poort (optioneel)

    Poort voor het gebruik van draadloos LAN

  6. Uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel)

    Poort om de meegeleverde USB-interfacekabel op aan te sluiten

    Het andere uiteinde van de USB-kabel dient aangesloten te worden op de USB 2.0-poort [Type B].

    Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.

Type 1, 2, 5 en 6 (voornamelijk Noord-Amerika)

Afbeelding voor het aansluiten op de interfaces (illustratie met nummers en benoemingen)

  1. USB-hostinterface

    Poort voor het aansluiten van een USB-interfacekabel of USB-interfaceapparaat

    Gebruik deze interface om het apparaat aan een kaartverificatieapparaat, extern toetsenbord of Bluetooth te verbinden.

  2. USB 2.0 [Type B]-poort

    Poort om de USB 2.0 [type B]-interfacekabel op aan te sluiten.

    Met deze interface kunt u met het apparaat afdrukken via de USB-verbinding.

    Het andere uiteinde van de USB-kabel moet aangesloten worden op de uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel).

    Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.

  3. Ethernet-poort

    Poort voor het gebruik van de 100BASE-TX- of 10BASE-T-kabel.

    Gebruik deze interface om het apparaat op een netwerk aan te sluiten.

    Als u een Ethernet-interfacekabel wilt die 1000BASE-T ondersteunt, neemt u contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.

  4. IEEE 1284-poort (optioneel)

    Poort voor het aansluiten van de IEEE 1284-interfacekabel

  5. Draadloze LAN-poort (optioneel)

    Poort voor het gebruik van draadloos LAN

  6. Uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel)

    Poort om de meegeleverde USB-interfacekabel op aan te sluiten

    Het andere uiteinde van de USB-kabel dient aangesloten te worden op de USB 2.0-poort [Type B].

    Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.

Opmerking

  • De sleuf kan slechts één module bevatten: U kunt op deze sleuf slechts één IEEE-1284 interfacekaart, één draadloze LAN interface-eenheid of één optionele USB-apparaatserver tegelijk aansluiten.

  • U kunt de Ethernet-poort en draadloze LAN interface-eenheid niet tegelijkertijd gebruiken. Als de optionele draadloze LAN interface-eenheid is geïnstalleerd, moet u onder [Interface-instellingen] bij [Systeeminstellingen] het [LAN-type] instellen op [Draadloos LAN].

  • De Bluetooth interface-eenheid en de draadloze LAN interface-eenheid kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt.

Type 3, 4 en 5 (voornamelijk Europa)

Afbeelding voor het aansluiten op de interfaces (illustratie met nummers en benoemingen)

  1. USB-hostinterface

    Poort voor het aansluiten van een USB-interfacekabel of USB-interfaceapparaat

    Gebruik deze interface om het apparaat aan een kaartverificatieapparaat, extern toetsenbord of Bluetooth te verbinden.

  2. USB 2.0 [Type B]-poort

    Poort om de USB 2.0 [type B]-interfacekabel op aan te sluiten.

    Met deze interface kunt u met het apparaat afdrukken via de USB-verbinding.

    Het andere uiteinde van de USB-kabel moet aangesloten worden op de uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel).

    Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.

  3. Ethernet-poort

    Poort voor het gebruik van de 100BASE-TX- of 10BASE-T-kabel.

    Gebruik deze interface om het apparaat op een netwerk aan te sluiten.

    Als u een Ethernet-interfacekabel wilt die 1000BASE-T ondersteunt, neemt u contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.

  4. IEEE 1284-poort (optioneel)

    Poort voor het aansluiten van de IEEE 1284-interfacekabel

  5. Draadloze LAN-poort (optioneel)

    Poort voor het gebruik van draadloos LAN

  6. Uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel)

    Poort om de meegeleverde USB-interfacekabel op aan te sluiten

    Het andere uiteinde van de USB-kabel dient aangesloten te worden op de USB 2.0-poort [Type B].

    Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.

Type 3 en 4 (voornamelijk Noord-Amerika)

Afbeelding voor het aansluiten op de interfaces (illustratie met nummers en benoemingen)

  1. USB-hostinterface

    Poort voor het aansluiten van een USB-interfacekabel of USB-interfaceapparaat

    Gebruik deze interface om het apparaat aan een kaartverificatieapparaat, extern toetsenbord of Bluetooth te verbinden.

  2. USB 2.0 [Type B]-poort

    Poort om de USB 2.0 [type B]-interfacekabel op aan te sluiten.

    Met deze interface kunt u met het apparaat afdrukken via de USB-verbinding.

    Het andere uiteinde van de USB-kabel moet aangesloten worden op de uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel).

    Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.

  3. Ethernet-poort

    Poort voor het gebruik van de 100BASE-TX- of 10BASE-T-kabel.

    Gebruik deze interface om het apparaat op een netwerk aan te sluiten.

    Als u een Ethernet-interfacekabel wilt die 1000BASE-T ondersteunt, neemt u contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.

  4. IEEE 1284-poort (optioneel)

    Poort voor het aansluiten van de IEEE 1284-interfacekabel

  5. Draadloze LAN-poort (optioneel)

    Poort voor het gebruik van draadloos LAN

  6. Uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel)

    Poort om de meegeleverde USB-interfacekabel op aan te sluiten

    Het andere uiteinde van de USB-kabel dient aangesloten te worden op de USB 2.0-poort [Type B].

    Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.

Opmerking

  • Sleuf A kan slechts één module bevatten: U kunt op deze sleuf slechts één IEEE-1284 interfacekaart, één draadloze LAN interface-eenheid of één optionele USB-apparaatserver tegelijk aansluiten.

  • U kunt de Ethernet-poort en draadloze LAN interface-eenheid niet tegelijkertijd gebruiken. Als de optionele draadloze LAN interface-eenheid is geïnstalleerd, moet u onder [Interface-instellingen] bij [Systeeminstellingen] het [LAN-type] instellen op [Draadloos LAN].

  • De Bluetooth interface-eenheid en de draadloze LAN interface-eenheid kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt.

Verwante onderwerpen

Aansluiten op de Ethernet-interface (type 1, 2, 6 en 7) (voornamelijk Europa)
Aansluiten op de Ethernet-interface (type 1, 2, 5 en 6) (voornamelijk Noord-Amerika)
Aansluiten op de Ethernet-interface (type 3, 4 en 5) (voornamelijk Europa)
Aansluiten op de Ethernet-interface (type 3 en 4) (voornamelijk Noord-Amerika)
De extra Ethernet-interface aansluiten met de optionele USB-apparaatserver (type 1, 2, 6 en 7) (voornamelijk Europa)
De extra Ethernet-interface aansluiten met de optionele USB-apparaatserver (type 1, 2, 5 en 6) (voornamelijk Noord-Amerika)
De extra Ethernet-interface aansluiten met de optionele USB-apparaatserver (type 3, 4 en 5) (voornamelijk Europa)
De Extra Gigabit Ethernet-interface aansluiten met de optionele USB-apparaatserver (type 3 en 4) (voornamelijk Noord-Amerika)
Aansluiten op de USB-interface (type B) (type 1, 2, 6 en 7) (voornamelijk Europa)
Aansluiten op de USB-interface (type B) (type 1, 2, 5 en 6)) (voornamelijk Noord-Amerika)
Aansluiten op de USB-interface (type B) (type 3, 4 en 5) (voornamelijk Europa)
Aansluiten op de USB-interface (type B) (type 3 en 4) (voornamelijk Noord-Amerika)
Een apparaat aansluiten op de USB-hostinterface van het apparaat (type 1, 2, 6 en 7) (voornamelijk Europa)
Een apparaat aansluiten op de USB-hostinterface van het apparaat (type 1, 2, 5 en 6) (Voornamelijk Noord-Amerika)
Een apparaat aansluiten op de USB-hostinterface van het apparaat (type 3, 4 en 5) (voornamelijk Europa)
Een apparaat aansluiten op de USB-hostinterface van het apparaat (Type 3 en 4) (voornamelijk Noord-Amerika)
Aansluiten op de IEEE 1284-interface (type 1, 2, 6 en 7) (voornamelijk Europa)
Aansluiten op de IEEE 1284-interface (Type 1, 2, 5 en 6) (voornamelijk Noord-Amerika)
Aansluiten op de IEEE 1284-interface (type 3, 4 en 5) (voornamelijk Europa)
Aansluiten op de IEEE 1284-interface (type 3 en 4) (voornamelijk Noord-Amerika)
Aansluiten op de draadloze LAN-interface