![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Voor iedere speciale afzender kan een eindontvanger geregistreerd worden. Om twee of meer eindontvangers te registreren, gebruikt u groepbestemming. In een groep kunnen echter maximaal 498 bestemmingen worden opgegeven.
Druk op [Faxeigenschappen].
Druk op [Ontvangst instellingen].
Druk op [Doorzenden].
Druk op [Aan].
Als er al een eindontvanger is geprogrammeerd, wordt de naam van een ontvanger weergegeven. Om de ontvanger te wijzigen, drukt u op [Ontvanger] en gaat u verder naar stap 5.
Om doorzenden te annuleren, drukt u op [Uit] en gaat u verder naar stap 9.
Specificeer een eindontvanger met behulp van de bestemmingslijst en druk vervolgens op [OK].
Druk op het tabblad voor het verzendingstype om over te schakelen tussen de verzendingstypen faxnummer, Internetfaxbestemming, e-mailadres en mapbestemming.
IP-faxbestemming verschijnt in de lijst faxbestemmingen.
Stel een e-mailbestemming in Adresboekmanagement in onder Beheerdertoepas. in het menu Systeeminstellingen. Zie de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen.
Stel een mapbestemming in Adresboekmanagement in onder Beheerdertoepas. in het menu Systeeminstellingen. Zie de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen.
Als u een e-mailbestemming of een mapbestemming voor het doorzenden heeft opgegeven, dan kunt u het bestandsformaat opgeven dat voor het doorzenden moet worden gebruikt. Zie “Parameterinstellingen” (schakelaar 21, bit 3).
Wanneer u zich vergist, drukt u op [Wissen] voordat u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
Druk op [Beveiliging].
Als u de beveiligingsfunctie niet instelt, gaat u door naar stap 9.
Beveiliging wordt ingesteld om S/MIME verificatie te kunnen gebruiken. Raadpleeg de beheerder voor nadere details over de beveiligingsinstellingen.
Selecteer de beveiligingsfuncties.
Als u documenten gecodeerd wilt doorsturen, drukt u op [Codering]. Als u de coderingsfunctie wilt gebruiken, moet u het adres in het Adresboek opslaan en de coderingsoptie inschakelen. Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over Codering.
Om een handtekening toe te voegen aan door te zenden documenten, drukt u op [Handtekening]. Raadpleeg de beheerder voor nadere details over Handtekening.
Druk op [OK].
Druk op [OK].
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Selecteer [Alles coderen] in de coderingsinstellingen. Er wordt dan een gecodeerde e-mail verzonden, ongeacht de coderingsinstellingen in [Beveiliging]. Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over codering.
De elektronische handtekening wordt als volgt beperkt, afhankelijk van de S/MIME-instellingen in Web Image Monitor. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over de elektronische handtekening.
Als [Individueel instellen] is ingesteld:
U kunt [Handtekening] instellen in [Beveiliging] en voor iedere verzending een elektronische handtekening toevoegen aan e-mail.
Als [Gebruik Geen Handtekeningen] is ingesteld:
Zelfs als u op [Beveiliging] drukt, verschijnt [Handtekening] niet.
Als [Gebruik Handtekeningen] is ingesteld:
Een elektronische handtekening wordt toegevoegd wanneer u e-mail verzendt. De instelling [Handtekening] in [Beveiliging] kan niet worden geannuleerd.