Basisprocedure voor verzendingen (geheugenverzending)

In dit gedeelte worden de basisprocedures beschreven voor het verzenden van documenten met Geheugenverzending met de faxfunctie.

Als bestemming kunt u een faxnummer, IP-fax, internetfax, e-mailadres of map opgeven. U kunt meerdere soorten bestemmingen tegelijk opgeven.

Belangrijk

  • Het is raadzaam de ontvangers te bellen en met hen af te spreken wanneer belangrijke documenten worden verzonden.

  • Bij een stroomstoring (de hoofdstroomschakelaar wordt uitgeschakeld) of als het netsnoer van het apparaat ongeveer een uur lang is losgekoppeld, worden alle documenten die in het geheugen zijn opgeslagen gewist. Zodra de hoofdstroomschakelaar wordt aangezet, wordt er een stroomstoringrapport afgedrukt om u te helpen bij het controleren van de lijst met verwijderde bestanden. Zie de gebruikershandleiding van uw apparaat.

Als het geheugen vol is (0% wordt weergegeven bij "Geheugen" in de rechterbovenhoek van het scherm), of als het gecombineerde totale aantal geprogrammeerde bestemmingen de maximale waarde overschrijdt, wordt Geheugenverzending uitgeschakeld. Gebruik in dat geval Directe verzending.

Als u documenten wilt verzenden naar internetfax- of e-mailbestemmingen of de functie E-mail verzendresultaat wilt gebruiken, moet het e-mailadres van de afzender zijn geregistreerd in het adresboek. Als de afzender of het e-mailadres van de afzender niet in het adresboek geregistreerd is, moet u deze van tevoren registreren. Voor meer informatie over het registreren, zie de Gebruikershandleiding van uw apparaat.

  1. Druk op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel) in het midden onder aan het scherm.

  2. Swipe het scherm naar links en druk vervolgens op het pictogram [Fax (klassiek)].
    Als het pictogram niet wordt weergegeven op het Home-scherm, voegt u het pictogram toe vanuit de Toepassingslijst. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw apparaat voor meer informatie over hoe u pictogrammen toevoegt aan het [Home]-scherm.

  3. Controleer of "Gereed" op het scherm wordt weergegeven.

  4. Zorg ervoor dat [Dir. TX] niet is gemarkeerd.
    Afbeelding van bedieningspaneel

  5. Plaats het origineel in de ADF.
    Voor meer informatie over Papierspecificaties en Papier bijvullen, zie de Gebruikershandleiding van uw apparaat.
    Voor meer informatie over het plaatsen van originelen en verzending via de faxfunctie, zie de Gebruikershandleiding van uw apparaat.

  6. Geef de scaninstellingen op, zoals de scangrootte en scanresolutie.
    Afbeelding van bedieningspaneel
    Zie Scaninstellingen opgeven voor originelen t.b.v. faxverzending voor meer informatie over de scaninstellingen.

  7. Configureer de gewenste verzendinstellingen, zoals [TX modus].

  8. Geef een bestemming op.
    U kunt het nummer of adres van de bestemming direct invoeren of in het adresboek selecteren door op de bestemmingstoets te drukken.
    Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] en voert u de gegevens nogmaals in.
    Afbeelding van bedieningspaneel
    Zie Een faxbestemming opgeven voor meer informatie over het opgeven van een bestemming.

  9. Wanneer u hetzelfde origineel naar meerdere bestemmingen wilt verzenden (broadcasting), kiest u de volgende bestemming.

  10. Als u documenten verzendt naar internetfax- of e-mailbestemmingen of de functie E-mail verzendresultaat inschakelt, moet u een afzender opgeven.
    Voor meer informatie raadpleegt u Instellingen voor de afzender voor faxverzending registreren.
    Indien de functie Naam afzender automatisch specificeren is ingeschakeld, wordt de afzender automatisch toegevoegd en kunt u de procedure voor het opgeven van een afzender overslaan.

  11. Druk op [Starten].

x

QR Code