Verzenden terwijl de verbinding met de bestemming wordt gecontroleerd (direct verzenden)
Met Direct verzenden kunt u documenten verzenden terwijl de verbinding met de bestemming wordt gecontroleerd.
U kunt fax- of IP-faxbestemmingen opgeven.
Als u internetfax-, e-mail-, mapbestemmingen en groeps- of meerdere bestemmingen opgeeft, wordt automatisch de verzendmodus Geheugenverzending gekozen.

Het is raadzaam de ontvangers te bellen en met hen af te spreken wanneer belangrijke documenten worden verzonden.
Druk op [Home] (
) in het midden onder aan het scherm.Swipe het scherm naar links en druk vervolgens op het pictogram [Fax (klassiek)].
Als het pictogram niet wordt weergegeven op het Home-scherm, voegt u het pictogram toe vanuit de Toepassingslijst. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw apparaat voor meer informatie over hoe u pictogrammen toevoegt aan het [Home]-scherm.Controleer of "Gereed" op het scherm wordt weergegeven.
Druk op [Dir. TX].

Plaats het origineel in de ADF.
Selecteer de noodzakelijke scaninstellingen.
Zie Scaninstellingen opgeven voor originelen t.b.v. faxverzending voor meer informatie over de scaninstellingen.Geef een bestemming op.
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] en voert u de gegevens nogmaals in.
Zie Een faxbestemming opgeven voor meer informatie over het opgeven van een bestemming.Druk op [Starten].
Druk op [Dir. TX].

Plaats de eerste pagina met de tekstzijde onder op de glasplaat.
Geef een bestemming op.
Maak de noodzakelijke scaninstellingen.
Druk op [Starten].
Plaats binnen 10 seconden het volgende origineel op de glasplaat wanneer u meerdere originelen verzendt en herhaal vervolgens stappen 4 en 5.
Herhaal deze stap voor elke pagina.
Druk op [
].