Het scherm [Fax]

(voornamelijk Europa en Azië), (voornamelijk Europa), of (voornamelijk Azië)
(voornamelijk Noord-Amerika)De verschillen tussen de functies van Regio A en Regio B-modellen worden aangegeven door twee symbolen. Lees de informatie die wordt aangegeven door het symbool dat overeenkomt met de regio van het model dat u gebruikt. Voor meer informatie over welk symbool correspondeert met het model dat u gebruikt, zie de Gebruikershandleiding van uw apparaat.
De handleiding behandelt verschillende soorten machines. Beschrijvingen in de handleiding kunnen afwijken van uw model.

Gebruiksstatus en meldingen
Geeft de apparaatstatus en meldingen weer.Fax, Internetfax, E-mail en Map
Druk op het betreffende tabblad om te schakelen tussen de schermen [Fax], [Internetfax], [E-mail] en [Map].
Als
(Fax) is geselecteerd, kunt u faxnummers of IP-faxbestemmingen opgeven.Als
(Internetfax) is geselecteerd, kunt u internetfaxbestemmingen opgeven.Als
(E-mail) is geselecteerd, kunt u e-mailbestemmingen opgeven.Als
(Map) is geselecteerd, kunt u mapbestemmingen opgeven.
Ingevoerd nummer
Geeft het ingevoerde nummer van een bestemming weer.[Bestand opslaan]
Hiermee kunt u documenten opslaan op de Documentserver.
Voor meer informatie over het opslaan van documenten, zie de Gebruikershandleiding van uw apparaat.[TX/RX-status/Afdr.]
Druk hierop om uiteenlopende informatie over communicatie weer te geven.
Zie Communicatie-informatie wijzigen/controleren als u meer wilt weten over het controleren van informatie.[Inst. controleren]
Hiermee kunt u de verzendinstellingen bevestigen.Geheugen
Geeft het percentage vrije geheugenruimte weer.[Voorvertoning]
Hiermee kunt u het gescande origineel controleren voordat u het gaat verzenden.[Best. zk]
Hiermee kunt u naar een bestemming zoeken met behulp van een bestemmingsnaam, faxnummer, e-mailadres of registratienummer.
Zie Het adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven voor meer informatie over het zoeken naar een bestemming.[Dir. TX]
Schakelt de verzendmodus naar de Directe verzending.
Als [Dir. TX] niet is gemarkeerd, staat het apparaat in de modus Geheugenverzending. Voor meer informatie over geheugenverzending en directe verzending, zie de Gebruikershandeleiding van uw apparaat.[Titel wijz.]
Hiermee schakelt u over naar een ander type titelwoorden. Voor meer informatie raadpleegt u Het type titel in het adresboek wijzigen.Bestemmingslijst
De in het apparaat geregistreerde bestemmingslijst wordt weergegeven. Als niet alle bestemmingen kunnen worden weergegeven, druk dan op
Gebruik [
] of [
] om van scherm te wisselen.
Het symbool (
) geeft een groepsbestemming aan.[TX modus]
Hiermee kunt u verschillende eigenschappen voor verzending instellen. Voor meer informatie over het instellen van de functies, zie de Gebruikershandleiding van uw apparaat.[Naam afzender]
Hiermee kunt u een afzender instellen.Snelbedieningstoetsen
Hiermee worden snelbedieningstoetsen weergegeven voor veelgebruikte functies. [Stat TX-best] en [Status RX-bestand] zijn vooraf ingesteld.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw apparaat voor meer informatie over Snelbedieningstoets.Titelwoord-toetsen
Er worden titelwoorden weergegeven. Hiermee kunt u van een pagina (weergave) naar een andere overschakelen in de bestemmingslijst.[Sel. opgesl. best.]
Hiermee kunt u de documenten verzenden die zijn opgeslagen op de Documentserver.[Bestandstype]
Stelt u in staat het bestandstype te selecteren.Instellingen voor originelen en scannen
Hiermee kunt u de scaninstellingen en het origineeltype instellen.

Het menu Faxeigenschappen bevat een instelling voor gebruikersparameters (schakelaar 17, bit 3) waarmee u het apparaat zodanig kunt configureren dat het terugkeert naar de stand-bymodus wanneer het scannen van een origineel is voltooid. Voor meer informatie, zie de Gebruikershandleiding van uw apparaat.
Als de volgende instellingen de waarde [Aan] hebben in het menu Faxeigenschappen, worden de tabbladen voor het type verzending weergegeven. Voor meer informatie over deze instellingen, zie Faxen.
In de volgende instellingen kunt u de machine zodanig configureren dat ze terugkeert naar de standby-modus nadat het scannen van een origineel is beëindigd. Voor meer informatie, zie de Gebruikershandleiding van uw apparaat.
Schermtype Instellingen: Standaard
[Faxeigenschappen]
[Gedetailleerde initiële instellingen]
[Parameterinstelling]
[Parameterinstelling] (schakelaar 17, bit 3)Schermtype Instellingen: Klassiek
[Faxeigenschappen]
tabblad [Oorspr. instellingen]
[Parameterinstelling] (schakelaar 17, bit 3)
Als de volgende opties als volgt zijn ingesteld in het menu Faxeigenschappen, worden de tabbladen voor het verzendingstype weergegeven. Voor meer informatie over deze instellingen, zie Faxen.
Schermtype Instellingen: Standaard
[Faxeigenschappen]
[Gedetailleerde initiële instellingen]
[Internetfax/E-mail/Map]Schermtype Instellingen: Klassiek
(Internetfax): als [Instelling Internetfax] is ingesteld op [Aan].
(E-mail): als [E-mailinstelling] is ingesteld op [Aan].
(Map): als [Mapinstelling] is ingesteld op [Aan].
Informatie over documenten die zijn verzonden met behulp van de faxfunctie kan niet worden gecontroleerd op het scherm [Taakhistorie]. Gebruik [TX/RX-status/Afdr.].
Deze paragraaf bevat informatie over het overschakelen naar het vereenvoudigde scherm en de toetsen die weergegeven worden.
Alleen de hoofdfuncties kunnen worden gebruikt.
Letters en toetsen worden in een groter formaat getoond om de bediening te vergemakkelijken.
Druk op [Vereenv schrm] rechts onderin het scherm.
De afbeelding laat de vereenvoudigde schermweergave zien van de kopieerfunctie.
[Kleurentoets]
Als u hierop drukt, wordt het schermcontrast gewijzigd doordat de kleur van de toetsen wijzigt.

Om terug te gaan naar de oorspronkelijke weergave, drukt u opnieuw op [Vereenv schrm].