![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Hier wordt beschreven hoe bestanden die in het apparaat zijn opgeslagen, kunnen worden afgedrukt.
De volgende afdruktypen kunnen met behulp van het printerstuurprogramma worden geselecteerd: Testafdruk, Beveiligde afdruk, Uitgestelde afdruk of Opgeslagen afdruk.
U kunt afdruktaken die op het apparaat zijn opgeslagen en die vanaf een computer zijn verzonden afdrukken en verwijderen.
Als u Testafdruk, Beveiligde afdruk en Uitgestelde afdruk selecteert, worden de afdrukbestanden die in het apparaat zijn opgeslagen verwijderd nadat het afdrukken is voltooid. Als u Opgeslagen afdruk selecteert, blijven de bestanden op het apparaat staan zelfs als het afdrukken is voltooid.
In de instellingen van [Originele afdruktakenlijst] op het tabblad [Systeem] in [Printereigensch.], verschijnt het scherm [Volledige lijst] of [Lijst per gebruiker ID], afhankelijk van welk lijsttype u geselecteerd hebt.