![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
U kunt ontvangen documenten afdrukken en ze vervolgens doorzenden naar vooraf geprogrammeerde ontvangers.
U kunt ook alleen faxberichten doorzenden die zijn verzonden door afzenders die zijn geprogrammeerd als speciale afzenders.
Als u [Gelijk aan basisinstell.] selecteert, wordt het faxdocument doorgestuurd naar de ontvangers die zijn geprogrammeerd bij "Doorzenden" onder Faxeigenschappen.
Als u geen speciale afzenders programmeert, zendt het apparaat alle binnenkomende documenten door naar de ontvangers die zijn gespecificeerd in "Doorzenden" onder Faxeigenschappen.
U kunt de faxbestemming, de Internetfaxbestemming, de IP-faxbestemming, het e-mailadres of de mapbestemming instellen als doorzendbestemming.
Als u een e-mailbestemming of een mapbestemming voor het doorzenden heeft opgegeven, dan kunt u het bestandsformaat opgeven dat voor het doorzenden moet worden gebruikt. Zie “Parameterinstellingen” (schakelaar 21, bit 3).