HandleidingenInhoudVorigeVolgende |
Als u kopieert op enveloppen, moet u het papiertype en -formaat specificeren.
Enveloppen moeten worden ingevoerd vanuit lade 1 of vanuit de handinvoerlade.
Sommige soorten enveloppen kunnen voor papierstoringen zorgen of gaan kreuken. In dat geval duwt u de envelophendel van de fuseereenheid omlaag.
De duplexfunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met enveloppen. Als [1-zijdig 2-zijdig] is geselecteerd, moet u de instelling annuleren.
Geef het papiertype en de papierdikte van tevoren op onder Papiertype: Handinvoerlade in de Gebruikersinstellingen. Selecteer [Envelop] als papiertype. Geef de dikte van het papier op die overeenkomt met de dikte van de enveloppen. Zie de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen voor meer informatie.
Voordat u zelfklevende enveloppen plaatst moet u ze grondig uitwaaieren. Zo voorkomt u dat ze aan elkaar gaan plakken. Als uitwaaieren niet voorkomt dat ze aan elkaar gaan plakken, leg ze er dan één voor één in. Let er echter op dat sommige enveloptypes niet kunnen worden gebruikt in combinatie met dit apparaat.
Open de rechterklep door de greep op te tillen.
Duw de envelophendel aan de linkerkant van de fuseereenheid omlaag.
Sluit het rechterpaneel.
Open de handinvoer, leg de enveloppen er met de afdrukzijde naar beneden in en de flappen open naar de achterkant van het apparaat gericht. Duw de enveloppen in het apparaat totdat u een piepgeluid hoort.
Plaats de papiergeleider op één lijn met het formaat van de envelop.
Druk op de toets [Handinvoer] en druk vervolgens op de []-knop.
Druk op [Papierformaat].
Kies het formaat van de envelop en druk daarna twee keer op [OK].
Plaats de originelen en druk vervolgens op de [Start]-knop.
Wanneer de kopieertaak voltooid is, moet u de envelophendel terugzetten op de oorspronkelijke positie.
Als u op gewoon papier kopieert zonder de hendel in zijn oorspronkelijke positie terug te zetten, kan dat van invloed zijn op de kopieerkwaliteit.
Wanneer u de enveloppen in liggende() richting plaatst, plaats dan het origineel op de glasplaat met de rechterrand op één lijn met de linkerschaal of plaats het origineel in de ADF met de rechterrand ingevoerd in de ADF.
Wanneer u de enveloppen in de staande () richting plaatst, plaats ze dan in met de afdrukzijde naar beneden en hun flappen open en weggekeerd van het apparaat. Leg de enveloppen er met de flappen helemaal open in. Anders kunnen ze misschien vastlopen.
Wanneer u enveloppen in de staande richting () plaatst, plaats dan het origineel op de glasplaat met de onderrand op één lijn met de linkerschaal of plaats het origineel in de ADF met de onderrand ingevoerd in de ADF.
U moet de afmetingen van de envelop opgeven om te kopiëren op enveloppen van een aangepast formaat. Wanneer u enveloppen in de staande richting () plaatst, zorg er dan voor dat de volledig uitgevouwen flap meeberekend is in het horizontale formaat.
Verticaal formaat
Horizontaal formaat
Controleer of de enveloppen niet vochtig zijn.
Plaats niet meer enveloppen dan er tussen de papiergeleiders op de handinvoerlade passen. Voor het aantal enveloppen dat u kunt instellen voor de handinvoerlade, zie Over dit apparaat.
Controleer voordat u de enveloppen plaatst of er geen lucht in zit.
Om een betere afdrukkwaliteit te krijgen, raden wij u aan de rechter, linker, bovenste en onderste afdrukmarge ieder in te stellen op tenminste 15 mm (0,6 inch).
Plaats alleen enveloppen van hetzelfde formaat en soort.
Voordat u enveloppen plaatst, moet u de voorste rand (de zijde die het apparaat ingaan) platstrijken door er met een potlood of liniaal op de drukken.
Controleer, voordat u enveloppen plaatst, of ze rechthoekig van vorm zijn.
Afdrukken op enveloppen kan langzamer zijn dan afdrukken op normaal papier.
Voor informatie over ondersteunde enveloptypes, zie de handleiding Over dit apparaat.