Koptekst overslaanafbeelding
HandleidingenInhoudVorigeVolgendeHelp

Andere afdrukproblemen

In dit onderdeel worden de waarschijnlijke oorzaken van en mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen voorkomen als u afdrukt vanaf een computer beschreven.

Als u geen duidelijke afdrukken kunt maken

Probleem

Oorzaak

Oplossing

De afgedrukte afbeelding is uitgelopen.

Instellingen voor dik papier zijn mogelijk niet gemaakt bij het afdrukken op dik papier in de handinvoerlade.

PCL 5c/6

Bij het tabblad [Papier] selecteert u uit de lijst [Invoerlade:] [Handinvoer]. Vervolgens selecteert u "Dik 1-2" uit de lijst [Type:].

RPCS

Bij het tabblad [Setup] selecteert u [Handinvoer] uit de lijst [Papierinvoerlade:]. Vervolgens selecteert u "Dik 1-2" uit de lijst [Papiersoort:].

De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt.

Het papier is vochtig.

Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag, zie "Papieropslag", Over dit apparaat.

De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt.

Het papier is niet geschikt.

Gebruik aanbevolen papier. Als u afdrukt op grof of bewerkt papier, dan kan dat leiden tot vage afdrukafbeeldingen. Zie "Aanbevolen Papierformaten- en soorten", Over dit apparaat.

De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt.

Als het selectievakje [Toner besparen] is geselecteerd in de instellingen van het printerstuurprogramma, dan zal de gehele pagina vaag worden afgedrukt.

Bij het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het RPCS printerstuurprogramma selecteert u in het vak [Type document] een documenttype anders dan [Toner besparen].

Afbeeldingen vlekken als men er over wrijft. (Toner blijft niet zitten.)

Het opgegeven papiersoort en het daadwerkelijk gebruikte papier verschillen wellicht van elkaar. Er kan bijvoorbeeld dik papier zijn gebruikt, terwijl dit niet is opgegeven als het papiersoort.

PCL 5c/6

Bij het tabblad [Papier] selecteert u de juiste papiersoort uit de lijst [Soort:].

RPCS

Bij het tabblad [Setup] selecteert u de juiste papiersoort uit de lijst [Papiersoort:].

De afgedrukte afbeelding verschilt van de afbeelding op het computerdisplay.

Afdrukken wordt uitgevoerd door de grafische verwerkingsfunctie van het apparaat.

In het tabblad RPCS printerstuurprogramma [Afdrukkwaliteit], wordt het dialoogvenster [Wijzigen gebruikersinstellingen...], controleer of [Als bitmap afdrukken] is aangevinkt, en druk vervolgens af.

Er verschijnen witte lijnen.

Het stofvrije glas is vies.

Reinig het stofvrije glas. Zie " Reinigen stofvrij glas", Over dit apparaat.

Wanneer u afbeeldingen afdrukt, dan is de uitvoer anders dan het scherm.

Als het printerstuurprogramma is geconfigureerd om de opdracht Afbeeldingen te gebruiken, dan wordt de opdracht Afbeeldingen van het apparaat gebruikt voor het afdrukken.

Als u nauwkeurig wilt afdrukken, stel dan het printerstuurprogramma in voor afdrukken zonder de opdracht Afbeeldingen te gebruiken. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma.

Lijnen lopen niet goed of er verschijnen ongewenste alfanumerieke tekens.

Er is mogelijk een onjuiste printertaal geselecteerd.

Selecteer het juiste printerstuurprogramma en druk het bestand opnieuw af.

Afbeeldingen worden afgesneden, of restant wordt afgedrukt.

U gebruikt wellicht papier dat kleiner is dan het formaat dat in de toepassing is geselecteerd.

Gebruik het papierformaat dat is geselecteerd in de applicatie. Als u geen papier kunt plaatsen van het juiste formaat, gebruik dan de verkleiningsfunctie om de afbeelding te verkleinen en druk vervolgens af. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma.

Lay-out is niet zoals u verwacht.

Afdrukgebieden zijn apparaatafhankelijk. Informatie die op een enkele pagina past bij een bepaald apparaat, past mogelijk bij een ander apparaat niet op een enkele pagina.

Pas bij het tabblad [Printerconfiguratie] van het RPCS printerstuurprogramma de instelling [Afdrukbaar gebied:] aan. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma.

Fotoafbeeldingen zijn grof.

Sommige toepassingen drukken af met een lagere resolutie.

PCL 5c/6

Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, specificeer een hogere resolutie bij de [Resolutie].

RPCS

  • Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, selecteer [Foto] van het [Documentsoort:].

  • Bij het tablad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma opent u het dialoogvenster [Gebruikersinst. wijzigen...]. Vervolgens selecteert u een hogere waarde voor [Resolutie:] bij het tabblad [Afb.aanp.].

Een vaste lijn wordt afgedrukt als een lijn van schuine strepen of lijkt wazig.

Dither patronen komen niet overeen.

PCL 5c/6

Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, open het dialoogvenster[Geavanceerd...], en wijzig vervolgens de instelling [Dithering:]. Zie het Helponderdeel van het printerstuurprogramma.

RPCS

Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, open het dialoogvenster[Wijzigen Gebruikersinstellingen...], en wijzig vervolgens op het tabblad [Aanpassing Afbeelding] de instelling [Dither:]. Zie het Helponderdeel van het printerstuurprogramma.

Dunne lijnen zijn wazig, niet overal even dik of verschijnen niet.

Hele dunne lijnen zijn aangegeven in de applicatie.

PCL 5c/6

Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, open het dialoogvenster[Geavanceerd...], en wijzig vervolgens de instelling [Dithering:]. Zie het Helponderdeel van het printerstuurprogramma.

RPCS

Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, open het dialoogvenster[Wijzigen Gebruikersinstellingen...], en wijzig vervolgens op het tabblad [Aanpassing Afbeelding] de instelling [Dither:]. Zie het Helponderdeel van het printerstuurprogramma.

Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de dither-instellingen heeft aangepast, gebruik dan de instellingen van de applicatie waarmee de afbeelding was gemaakt om de dikte van de lijnen te wijzigen.

Afbeeldingen lijken alleen gedeeltelijk gekleurd.

Het papier is vochtig.

Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag, zie "Papieropslag", Over dit apparaat.

Als papier niet goed wordt ingevoerd

Probleem

Oorzaak

Oplossing

Papier wordt niet ingevoerd vanuit de geselecteerde lade.

Wanneer u een Windows-besturingssysteem gebruikt, dan kunnen de instellingen van het printerstuurprogramma de instellingen die worden gebruikt op het bedieningspaneel overschrijven.

PCL 5c/6

Op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma, in de lijst [Uitvoerlade:], selecteer de gewenste invoerlade.

RPCS

Bij het tabblad [Setup] van het RPCS printerstuurprogramma selecteert u de gewenste invoerlade uit de lijst [Papierinvoerlade:].

Afbeeldingen worden scheef afgedrukt.

Wellicht zijn de zijafscheidingen van de lade niet vergrendeld.

Controleer of de zijafscheidingen vergrendeld zijn. Zie "Wijzigen Papierformaat", Over dit Apparaat.

Afbeeldingen worden scheef afgedrukt.

Het papier wordt scheef ingevoerd.

Plaats het papier juist. Zie "Papier Plaatsen", over dit apparaat.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Het aantal geplaatste vellen overschrijdt de maximale capaciteit van het apparaat.

Stapel papier niet boven de bovenste merktekens aan de zijafscheidingen van de papierlade of handinvoerlade.

Er treden geregeld papierstoringen op.

De zijafscheiding van de papierlade is te strak ingesteld.

Druk zachtjes tegen de zijafscheiding en stel deze goed in.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Het papier is vochtig.

Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag, zie "Papieropslag", Over dit apparaat.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Het papier is te dik of te dun.

Gebruik alleen aanbevolen papier. Zie "Aanbevolen papierformaten en -soorten", Over dit apparaat.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Het kopieerpapier is verkreukeld of is gevouwen/gekreukeld.

Gebruik alleen aanbevolen papier en zorg ervoor dat dit wordt opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over het aanbevolen papier en de juiste manier om dit te op te slaan, zie "Aanbevolen papierformaten en -soorten" en "opslag papier", Over dit apparaat.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Er wordt bedrukt papier gebruikt.

Plaats geen vellen die al eerder gekopieerd of bedrukt zijn door een ander apparaat.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Vellen kleven aan elkaar.

Blader de vellen grondig voordat u ze plaatst. Anders, plaats de vellen één voor één.

Vastgelopen papier komt vaak voor wanneer er afgedrukt wordt op vellen geplaatst in binnenlade 2.

Papierstoringen kunnen voorkomen wanneer de uitvoerlade is ingetseld op binnenlade 2 en meervoudige A3 of 11 vermenigvuldiging 17 vellen beginnen te krullen wanneer ze uitgevoerd worden.

Til de geleiding op binnenlade 2 op en probeer de taak opnieuw af te drukken.

Voor meer informatie over het optillen van de geleiding, zie "Over de geleiding op Binnenlade 2", Over dit apparaat.

Vellen zijn gekruld wanneer ze uitgevoerd worden.

Sommige soorten A3 en 11 vermenigvuldiging 17 vellen kunnen gekruld raken wanneer ze uitgevoerd worden.

Papierstoringen kunnen voorkomen wanneer de uitvoerlade is ingetseld op binnenlade 2 en meervoudige A3 of 11 vermenigvuldiging 17 vellen beginnen te krullen wanneer ze uitgevoerd worden.

Wanneer de vellen gekruld uitgevoerd worden, til de geleiding op van de binnelade 2 op. Voor meer informatie over het optillen van de geleiding, zie "Over de geleiding van de Binnenlade 2", Over dit Apparaat.

Vellen worden samen ingevoerd, met papierstoringen als resultaat.

Vellen kleven aan elkaar.

Blader de vellen grondig voordat u ze plaatst. Anders, plaats de vellen één voor één.

Kopieerpapier raakt gekreukeld.

Het papier is vochtig.

Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag, zie "Papieropslag", Over dit apparaat.

Kopieerpapier raakt gekreukeld.

Het papier is te dun.

Gebruik alleen aanbevolen papier. Zie "Aanbevolen papierformaten en -soorten", Over dit apparaat.

Randen van de vellen zijn besmeurd.

Het papier is vochtig.

Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag, zie "Papieropslag", Over dit apparaat.

Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen.

Dubbelzijdig afdrukken kan niet worden uitgevoerd met papier dat is ingesteld in de handinvoerlade.

Wanneer u dubbelzijdig afdrukken gebruikt, maak de instellingen dan zo dat papier uit een andere lade wordt gebruikt dan uit de handinvoerlade.

Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen.

U heeft dik papier geplaatst dat zwaarder is dan 169 g/m2.

Verander het papier.

Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen.

[Duplex toepassen] is ingesteld op [Nee] voor "Papiertype".

Stel in [Lade Papierinstellingen], onder "Papiertype: Lade 1-3" [Duplex toepassen] in op [Ja].

Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen.

U kunt dubbelzijdig afdrukken niet selecteren als de papiersoort staat ingesteld op [Dik papier 2] of [Dik papier 3].

Ga naar [Lade Papierinstellingen] en selecteer onder "Papiertype" een ander papiertype dan [Dik papier 2] of [Dik papier 3].

De afbeelding op de achterzijde van de duplex-kopieën heeft vage blanke vlekken of is besmeurd.

Missende plekken en vegen worden veroorzaakt door vocht dat lekt uit het papier.

  • Plaats het apparaat niet in delen waar de temperatuur erg laag kan worden.

  • Gebruik papier dat is opgeslagen in een ruimte die voldoet aan de voorschriften voor temperatuur en vochtigheid die wij aanbevelen. Voor meer informatie over onze aanbevelingen voor papieropslag, zie "Papieropslag", Over dit apparaat.

  • Plaats de optionele luchtontvochtigende verwarmer. Voor meer informatie over de luchtontvochtigende verwarmer, neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.

Witte strepen verschijnen op de OHP.

Stukjes papier zitten vast aan de OHP.

Gebruik een droge doek om papierdeeltjes van de achterkant van de OHP weg te vegen.

Overige afdrukproblemen

Probleem

Oorzaak

Oplossing

Het duurt erg lang voordat een afdruktaak klaar is.

"Slaapstand" is mogelijk ingesteld.

Het apparaat heeft een opwarmingstijd nodig als het in de "slaapstand" heeft gestaan. Bij [Systeeminstellingen] onder [Timerinstellingen] selecteert u [Automatische timer UIT]. Vervolgens geeft u de "slaapstand" aan.

Het duurt erg lang voordat een afdruktaak klaar is.

Het apparaat doet er erg lang over om foto's en andere pagina's met veel gegevens te verwerken. Als u zulke gegevens afdrukt is het belangrijk dat u geduld heeft.

Als het lampje voor gegevensontvangst knippert, dan is de printer bezig met het ontvangen van gegevens. Wacht een ogenblik.

Het wijzigen van de volgende instellingen van het printerstuurprogramma leiden er wellicht toe dat er sneller wordt afgedrukt:

  • Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het RPCS printerstuurprogramma, selecteer [Hoge Snelheid] bij de [Afdrukprioriteit:].

  • Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het RPCS printerstuurprogramma, selecteer [Snelheid] in het [Documentsoort] gedeelte.

  • Bij het tablad [Afdrukkwaliteit] van het RPCS-printerstuurprogramma opent u het dialoogvenster [Gebruikersinst. wijzigen...]. Vervolgens selecteert u een lagere waarde voor [Resolutie:] bij het tabblad [Afb.aanp.].

Het duurt erg lang voordat een afdruktaak klaar is.

Het duurt wat langer om documenten met veel tekens af te drukken.

Op het tabblad [Afdrukkwlaiteit] van het RPCS printerstuurprogramma, wordt het dialoogvenster [Wijzigen Gebruikersinstellingen...] weergegeven, controleer of [Manieren wijzigen om TrueType-lettertypen te filteren] is aangevinkt, en druk vervolgens af.

Afbeeldingen worden afgedrukt in de verkeerde richting.

De invoerrichting die u heeft geselecteerd en de invoerrichting die is geselecteerd in de optie setup van het printerstuurprogramma zijn mogelijk niet identiek.

Stem de invoerrichting van het apparaat af op de invoerrichting die staat aangegeven onder [Instellingen papierinvoerlade:] bij het tabblad [Accessoires wijzigen] van het RPCS printerstuurprogramma.

Optionele componenten die zijn aangesloten op het apparaat worden niet herkend onder Windows 2000/ XP/ Vista en Windows Server 2003/ 2003 R2.

Bi-directionele communicatie werkt niet.

Stel optionele apparaten in op Eigenschappen van de printer. Zie het helponderdeel van het printerstuurprogramma.

Onder Windows 2000/ XP/ Vista and Windows Server 2003/ 2003 R2 is het resultaat van gecombineerd afdrukken, het afdrukken als een booklet of automatisch verkleind / vergroot afdrukken niet wat u verwacht.

De toepassing of instellingen voor het printerstuurprogramma zijn niet correct uitgevoerd.

Zorg ervoor dat de instellingen voor het papierformaat en de richting van de applicatie overeenstemmen met die van het printerstuurprogramma. Als er een ander papierformaat en andere papierrichting zijn ingesteld, selecteer dan hetzelfde formaat en dezelfde richting.

Er is een afdrukopdracht uitgegeven vanaf de computer, maar het afdrukken startte niet.

Gebruikersverificatie kan ingesteld zijn.

Neem contact op met de beheerders.

De afdruktaak wordt zelfs als het apparaat op offline wordt gezet, niet geannuleerd.

Zelfs als het apparaat offline is, zal er worden afgedrukt als [Prior. taakacceptatie] is ingesteld bij [Paral. interf.] onder [Interface instellingen] in het menu Systeeminstellingen.

Wijzig de instelling van Signal Control naar Printerpriorteit. Zie "Interface-instellingen", Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen.

PDF-bestanden worden niet afgedrukt / kan PDF rechtstreeks afdrukken niet uitvoeren.

PDF-bestanden zijn met een wachtwoord beveiligd.

Om wachtwoordbeveiligde PDF-bestanden af te drukken, voert u het wachtwoord in bij het [PDF Menu] of bij Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie "Een PDF-bestand direct afdrukken" van de Printerhandleiding, of de helpfunctie van Web Image Monitor.

PDF-bestanden worden niet afgedrukt / kan PDF rechtstreeks afdrukken niet uitvoeren.

PDF-bestanden kunnen niet worden afgedrukt als ze in PDF-bestandsbeveiligingsinstelling voor afdrukken zijn uitgeschakeld.

Wijzig de instelling voor PDF-bestandsbeveiliging.

PDF direct afdrukken produceert rare of misvormde tekens.

Lettertypen zijn niet ingesloten.

Sluit lettertypen in in het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en druk dit vervolgens af.

Afdrukken met Bluetooth is langzaam.

Het aantal taken overschrijdt de maximale capaciteit van het apparaat.

Verminder het aantal taken.

Afdrukken met Bluetooth is langzaam.

  • Er kan een communicatiefout zijn opgetreden.

  • Interferentie van draadloze LAN-apparaten kan de communicatiesnelheid verminderen.

  • Bluetooth-tranmissiesnelheden zijn niet hoog.

  • Verplaats het apparaat als het te dicht in de buurt staat van draadloze LAN-apparaten.

  • Als er actieve, draadloze LAN-apparaten of andere Bluetooth-apparaten in de buurt staan, verplaats het apparaat dan of schakel deze apparaten uit.

Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw service vertegenwoordiger.