Koptekst overslaanafbeeldingafbeelding
InhoudVorigeVolgendeHelp

Apparaten controleren

Volg de onderstaande procedure om het apparaat te controleren met SmartDeviceMonitor for Client.

  1. Start SmartDeviceMonitor for Client.

    Het pictogram van SmartDeviceMonitor for Client wordt weergegeven in de taakbalk.

  2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van SmartDeviceMonitor for Client en controleer of het apparaat wordt vermeld in het snelmenu.

  3. Klik op [Eigenschappen] in het snelmenu als het apparaat niet wordt weergegeven.

    Het dialoogvenster [SmartDeviceMonitor for Client - Opties] wordt weergegeven.

  4. Klik op het apparaat dat u wilt controleren en schakel het selectievakje [Te controleren] in het gebied [Informatie-instellingen controleren] in.

    Als u de apparaatstatus wilt weergeven in de taakbalk met behulp van het pictogram van SmartDeviceMonitor for Client schakelt u het selectievakje [Weergegeven op taakbalk] in.

    Raadpleeg de Help van SmartDeviceMonitor for Client voor informatie over statuspictogrammen.

  5. Klik op [OK].

    Het dialoogvenster wordt gesloten en het geconfigureerde apparaat wordt gecontroleerd.