Koptekst overslaanafbeeldingafbeelding
InhoudVorigeVolgendeHelp

Wanneer bidirectionele communicatie is uitgeschakeld

Voer optie-instellingen in wanneer bidirectionele communicatie is uitgeschakeld.

Windows 98/Me

  1. In het menu [Start] wijst u naar [Instellingen] en vervolgens klikt u op [Printers].

  2. Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.

    Als u het dialoogvenster Printereigenschappen voor het eerst opent na het installeren van het printerstuurprogramma, of als u de aangebrachte opties nog niet heeft opgegeven, wordt er een prompt voor het opgeven van de opties weergegeven.

  3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].

  4. Klik op [OK].

  5. Selecteer de geïnstalleerde opties in het gebied [Printeropties selecteren:] en geef de vereiste instellingen op.

  6. Selecteer het juiste formaat en de juiste soort voor de lade.

  7. Klik op [OK] om het eigenschappenvenster van de printer te sluiten.

Windows 2000/Windows NT 4.0

  1. In het menu [Start] wijst u naar [Instellingen] en vervolgens klikt u op [Printers].

    Het venster [Printers] wordt weergegeven.

  2. Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.

    Als u het dialoogvenster Printereigenschappen voor het eerst opent na het installeren van het printerstuurprogramma, of als u de aangebrachte opties nog niet heeft opgegeven, wordt er een prompt voor het opgeven van de opties weergegeven.

  3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].

  4. Klik op [OK].

  5. Klik op het tabblad [Accessoires].

    Als de opties op het tabblad [Accessoires] niet beschikbaar zijn, is bidirectionele communicatie ingeschakeld. In dat geval hoeven de optie-instellingen niet te worden gewijzigd.

  6. Selecteer de geïnstalleerde opties in het gebied [Printeropties selecteren:] en geef de vereiste instellingen op.

  7. Selecteer het juiste formaat en de juiste soort voor de lade.

  8. Klik op [OK] om het eigenschappenvenster van de printer te sluiten.

Windows XP, Windows Server 2003

  1. In het menu [Start] wijst u naar [Instellingen] en vervolgens klikt u op [Printers].

    Het venster [Printers] wordt weergegeven.

  2. Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.

    Als u het dialoogvenster Printereigenschappen voor het eerst opent na het installeren van het printerstuurprogramma, of als u de aangebrachte opties nog niet heeft opgegeven, wordt er een prompt voor het opgeven van de opties weergegeven.

  3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].

  4. Klik op [OK].

  5. Klik op het tabblad [Accessoires].

    Als de opties op het tabblad [Accessoires] niet beschikbaar zijn, is bidirectionele communicatie ingeschakeld. In dat geval hoeven de optie-instellingen niet te worden gewijzigd.

  6. Selecteer de geïnstalleerde opties in het gebied [Printeropties selecteren:] en geef de vereiste instellingen op.

  7. Selecteer het juiste formaat en de juiste soort voor de lade.

  8. Klik op [OK] om het eigenschappenvenster van de printer te sluiten.

Opmerking