Koptekst overslaanafbeeldingafbeelding
InhoudVorigeVolgendeHelp

Bedieningspaneel

In deze afbeelding ziet u het bedieningspaneel van het apparaat als alle opties zijn geïnstalleerd.

Belangrijk

afbeelding toetsen bedieningspaneel

  1. Toets [Menu]

    Hiermee maakt of controleert u de huidige instellingen van het apparaat.

  2. Bladertoets

    Druk op de toets als u iets wilt selecteren.

    [Pijl-omhoog]: naar boven

    [Pijl-omlaag]: naar beneden

    [Pijl-rechts]: naar rechts

    [Pijl-links]: naar links

  3. Toets [Beelddichtheid]

    Hiermee stelt u de scandichtheid onder de kopieerfuncties in vijf stappen bij, van naar .

    U kunt ook de instellingen voor [A] instellen, zodat de machine automatisch de kopieerdichtheid aanpast.

  4. Toets [Zoomen]

    Hiermee wijzigt u de vergroting in stappen van 1% of in een vaste vergroting.

  5. Toets [Tekst/foto]

    Hiermee selecteert u de geschikste scanmethode voor het origineel. Als de indicatoren voor tekst en foto beide branden, werkt het apparaat in tekst/foto-modus.

    • Fotomodus

      Selecteer deze modus voor het reproduceren van delicate kleurverschillen in afbeeldingen, zoals

      • ontwikkelde foto's,

      • foto's of afbeeldingen op papier (zoals tijdschriften) en mechanisch geproduceerde kopieën en originelen.

      Druk op de toets [Tekst/Foto] als u de fotomodus wilt inschakelen. De fotoindicator licht op als het apparaat op de fotomodus is ingesteld.

    • Tekstmodus

      Selecteer deze modus als de originelen alleen tekst (geen afbeeldingen) bevatten. Druk op de toets [Tekst/Foto] als u de tekstmodus wilt inschakelen. De tekstindicator licht op als het apparaat op de tekstmodus is ingesteld.

    • Tekst/foto-modus

      Door het apparaat wordt automatisch bepaald wat de beste scanmodus voor een origineel is, dat zowel tekst als foto's bevat. Druk op de toets [Tekst/Foto] als u de tekst/foto-modus wilt inschakelen. Als de indicatoren voor tekst en foto beide branden, werkt het apparaat in tekst/foto-modus.

  6. Indicator Data-in

    Knippert als de printer gegevens ontvangt van een computer. De Data in-indicator brandt wanneer er gegevens af te drukken zijn.

  7. Alarm

    Gaat branden als er een storing op het apparaat optreedt. Een rood lampje geeft aan dat een fout is opgetreden waardoor niet kan worden afgedrukt; een geel lampje geeft een potentiële fout aan tijdens het afdrukken. Als het rode lampje brandt, volgt u de instructies die worden weergegeven op het display.

  8. Nummertoetsen

    Hiermee voert u getallen in voor instellingen, zoals het aantal exemplaren.

  9. Toets [Wissen/Stoppen]

    • Wissen:

      hiermee wist u een ingevoerd nummer.

    • Stoppen:

      hiermee stopt u een lopende taak, zoals scannen of afdrukken.

  10. Toets [Modi wissen]

    Hiermee wist u de huidige instellingen en herstelt u de startinstellingen. De instellingen die niet voor de huidige taak worden gebruikt, worden ook gereset.

  11. [Aan/uit] knop

    Druk hierop om het apparaat in te schakelen. De indicator van de schakelaar wordt verlicht. Druk nogmaals op de knop om het apparaat uit te schakelen.

  12. Stroomindicator

    De netstroomindicator is verlicht als het apparaat is ingeschakeld met de [Aan/uit] knop.

  13. Toets [Kleurenafdruk]

    Hiermee start u scannen in kleur of het direct verzenden van een bestand.

  14. Toets [Zwart-witafdruk]

    Hiermee start u scannen (in zwart-wit) of het afdrukken van een bestand.

  15. Toets []

    Door één keer op [] te drukken, schakelt u om naar het Verkort kiezen scherm en gebruikt u verkort kiezen voor scannen naar e-mail en naar FTP. Door twee keer op [] te drukken, schakelt u om naar het adresboekscherm en zoekt u naar gegevens, zoals e-mailadressen en doelmappen.

  16. Toets [Dubbelzijdig]

    Hiermee drukt u originelen van meerdere pagina's dubbelzijdig (duplex) af. Druk op de toets [Dubbelzijdig] om de modus voor dubbelzijdig afdrukken in te schakelen. De indicator Dubbelzijdige kopie licht op als het apparaat op dubbelzijdige kopieën is ingesteld.

  17. Toets [Papierladeselectie]

    Hiermee wijzigt u de papierlade.

  18. Toets [Yes]

    Hiermee stelt u het geselecteerde onderdeel in of bevestigt u een ingevoerde waarde.

  19. Toets [No]

    Hiermee annuleert u een handeling of gaat u terug naar de vorige weergave. De instellingen die niet voor de huidige taak worden gebruikt, blijven hetzelfde.

  20. Toets [Resolutie]

    Hiermee stelt u de scanresolutie voor kopiëren en scannen bij. U kunt een van de volgende drie resolutiemodussen selecteren:

    • Snel

    • STD

    • Hg kw.

  21. Toets [Papierdoorvoer/kopreiniging]

    Hiermee drukt u alle gegevens af die nog in het buffer van het apparaat staan. U kunt zo het apparaat gegevens laten afdrukken die in de online-stand zijn ontvangen, wanneer het papierformaat of de papiersoort niet overeenkomen met het formaat dat of de soort die op dat moment zijn ingesteld.

    Om de printkoppen voor cyaan, magenta, geel en zwart te reinigen, houdt u de toets [Papierdoorvoer/kopreiniging] 3 seconden ingedrukt.

  22. Functietoetsen

    Hiermee geeft u het werkingsscherm weer voor afdrukken, kopiëren of scannen. De indicator van de geselecteerde functie wordt verlicht.