Menu Onderhoud

U kunt een testpatroon afdrukken om te controleren of de inkt goed uit de printerspuitkoppen komt.

U kunt de printerkop reinigen.

Reinig de printerkop wanneer bepaalde kleuren niet of vaag worden afgedrukt.

Bij het reinigen van koppen wordt inkt gebruikt.

U kunt de printerkop grondiger reinigen.

Aangezien bij het doorspoelen van printerkoppen meer inkt wordt verbruikt dan bij het schoonmaken van printerkoppen, moet u dit alleen doen wanneer de printerkop anders niet goed wordt gereinigd.

Wanneer een printcartridge leeg is, kunt u de functie Printerkoppen doorspoelen niet uitvoeren.

Wanneer bidirectioneel afgedrukte lijnen verticaal niet goed worden uitgelijnd of afbeeldingen vaag worden afgedrukt, drukt u het testpatroon af en past u de uitlijning van de printerkop aan.

Wanneer afgedrukte lijnen horizontaal niet goed zijn uitgelijnd of afbeeldingen ongelijkmatig worden afgedrukt, drukt u het testpatroon af en past u de instelling van de papierinvoer aan.

Druk het testpatroon af en lijn het punt uit waar het afdrukken begint voor elke papierinvoerlade.

U kunt een vel papier laten uitvoeren zonder deze te bedrukken om vocht in het apparaat te verwijderen.

U kunt drie vellen papier laten uitvoeren zonder deze te bedrukken om vocht in het apparaat te verwijderen.

Als er papier is vastgelopen, kunt u de printerkop verplaatsen voor het losmaken van papier aan de rechterkant.

Vervang het frictie-element.

Geef op of er moet worden afgedrukt met behulp van [Recycled]. Afdrukken op papier dat droog en statisch is, kan problemen veroorzaken, zoals verstopte spuitopeningen.

De functie [Recycled] voorkomt dat deze problemen optreden tijdens het afdrukken op dit soort papier of gerecycled papier.

• Aan

• Uit

De standaardinstelling is "Uit".