GebruikershandleidingIM C300/C300F/C300FLT/C400F/C400SRF/C400FLT

Het LAN-faxstuurprogramma installeren

Om LAN-fax te gebruiken op het apparaat dat op uw computer is aangesloten, installeert u het LAN-faxstuurprogramma en geeft u de instellingen op van het via LAN-fax te verzenden origineel, evenals de optionele instellingen.

U kunt het adresboek van het apparaat importeren naar het LAN-faxstuurprogramma door gebruik te maken van de LAN-Fax Generic Utilities, die samen met het stuurprogramma zijn geïnstalleerd op de computer.

Belangrijk

  • U dient printerbeheerder te zijn om de stuurprogramma's te kunnen installeren. Log in als beheerder.

  • In een IPv6-omgeving kunt u de standaard TCP/IP-poort niet gebruiken.

Opmerking

  • Als het dialoogvenster [Gebruikersaccountbeheer] tijdens de installatieprocedure wordt weergegeven, klikt u op [Ja] of [Doorgaan].

  • Als het dialoogvenster [Windows-beveiliging] tijdens de installatieprocedure wordt weergegeven, klikt u op [Dit stuurprogramma toch installeren].

Installatie van het LAN-faxstuurprogramma vanaf de cd-rom

1Plaats de cd-rom in de computer.

Indien het installatieprogramma niet automatisch start, dubbelklikt u op Setup.exe in de hoofddirectory van de cd-rom.

2Selecteer een taal en klik vervolgens op [OK].

3Klik op [LAN-Fax-stuurprogramma].

Illustratie stuurprogrammascherm

4Op het scherm [Licentieovereenkomst] klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst] en vervolgens op [Volgende].

5Klik op [Volgende].

6Selecteer een methode om een poort te verbinden.

Illustratie stuurprogrammascherm

Geef de poort op die moet worden gebruikt voor de verbinding tussen de computer en het apparaat op een van de volgende manieren:

Specificeer een IP-adres

  1. Voer het IP-adres van het apparaat in en klik vervolgens op [Volgende].

Kies een poort uit het overzicht

  1. Selecteer de poort die u wilt gebruiken voor de verbinding tussen de computer en het apparaat en klik op [Volgende].

Specificeer een nieuwe poort

  1. Klik op [Specificeer een nieuwe poort] en klik vervolgens op [Volgende].

  2. Selecteer [Standard TCP/IP Port] in het scherm [Wizard Printer en hulpprogramma toevoegen] en klik op [Volgende].

  3. Op het scherm [Wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen] klikt u op [Volgende].

  4. Voer op het scherm [Poort toevoegen] de printernaam of het IP-adres van het apparaat in en klik vervolgens op [Volgende].

    De poortnaam wordt automatisch ingevoerd. U kunt de poortnaam wijzigen.

  5. Wanneer het scherm [Extra poortinformatie vereist] wordt weergegeven, selecteert u [Ricoh Network Printer C model] en klikt u vervolgens op [Volgende].

  6. Klik op [Voltooien].

7Geef de naam op van de printer die moet worden geïnstalleerd en of deze moet worden ingesteld als standaardprinter.

Illustratie stuurprogrammascherm

8Klik op [Doorgaan].

De installatie van het printerstuurprogramma begint.

9Klik op [Voltooien].

10Klik op [Voltooien].

Wanneer u gevraagd wordt uw computer opnieuw op te starten, doe dit dan door het volgen van de instructies die verschijnen.

Het LAN-faxstuurprogramma via het gedownloade bestand installeren

1Pak het gedownloade bestand uit en dubbelklik daarna op [RV_SETUP.exe].

2Op het scherm [Gebruiksrechtovereenkomst], klikt u op [Akkoord en ga naar volgende].

3Selecteer [Netwerk] en klik vervolgens op [Volgende].

Illustratie stuurprogrammascherm

De zoekopdracht naar apparaten die met het netwerk zijn verbonden, begint.

Als het apparaat niet kan worden gevonden

Het scherm [Fout met netwerkverbinding] wordt weergegeven.

Controleer het en ga door naar naar en klik vervolgens op [OK]. Indien het apparaat nog steeds niet wordt gedetecteerd, klikt u op [Klikken als u het apparaat niet kunt vinden] en selecteert u de installatiemethode.

  • IP-adres van apparaat opgeven:

    1. Klik op [Volgende].

    2. Voer het IP-adres van het apparaat in en klik vervolgens op [Zoeken].

    3. Selecteer dit apparaat in de lijst met apparaten en klik vervolgens op [Volgende].

    4. Ga naar stap 5.

  • Instellingen handmatig invoeren:

    1. Klik op [Volgende].

    2. Ga naar stap 5.

4Selecteer dit apparaat in de lijst met apparaten en klik vervolgens op [Volgende].

Illustratie stuurprogrammascherm

Ga naar stap 6.

5In het scherm [Voorkeur voor LAN-fax] geeft u de poort op.

Illustratie stuurprogrammascherm
  • Geef dezelfde poort als in het printerstuurprogramma van het apparaat op onder "Poortnaam" of klik op [Poort toev] en voeg een nieuwe poort toe.

6Klik op [Volgende].

De installatie van het LAN-faxstuurprogramma begint.

7Druk als de installatie klaar is op [Voltooien].

De optie-instellingen opgeven

Nadat het stuurprogramma is geïnstalleerd, controleert u of de optie-instellingen die geïnstalleerd zijn op het apparaat, op correcte wijze door het stuurprogramma zijn overgenomen. Wijzig de optie-instellingen of geef indien nodig de bestemmingen op.

Opmerking

  • U heeft beheerderrechten nodig als u de eigenschappen van het LAN-faxstuurprogramma wilt instellen. Log in als beheerder.

  • De methode voor het selecteren van het LAN-faxstuurprogramma varieert afhankelijk van uw besturingssysteem. Voor meer informatie, zie de Windows Help-functie.

1Open het scherm [Apparaten en printers].

Windows 10 (versie 1703 of later), Windows Server 2019

  1. Klik in het menu [Start] op [Windows System] [Configuratiescherm].

  2. Klik op [Apparaten en printers weergeven].

Windows 10 (ouder dan versie 1703), Windows Server 2016

  1. Klik met de rechtermuisknop op [Start] en klik dan op [Configuratiescherm].

  2. Klik op [Apparaten en printers weergeven].

Windows 8.1, Windows Server 2012/2012 R2

  1. In de pictogrambalk klikt u op [Instellingen] [Configuratiescherm].

  2. Klik op [Apparaten en printers weergeven].

Windows 7, Windows Server 2012/2008 R2

  1. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers].

Windows Server 2008

  1. Klik in het menu [Start] op [Configuratiescherm].

  2. Klik bij [Hardware en geluid] op [Printer].

2Klik met de rechtermuisknop op het pictogram LAN-FAX en vervolgens op [Eigenschappen van printer].

  • Klik in Windows Server 2008 met de rechtermuisknop op het apparaat en klik vervolgens op [Eigenschappen].

3Controleer in het tabblad "Accessoires" of de opties zijn geselecteerd die op het apparaat zijn geïnstalleerd en klik vervolgens op [OK].

  • Wanneer het apparaat is aangesloten op een computer in een netwerk, importeert het apparaat de optie-instellingen automatisch. Indien de optie-instellingen van het apparaat niet worden weergegeven, klikt u op [Nu updaten].

  • Stel indien nodig de items in die geen optie-instellingen zijn, zoals e-mailadressen of adresbevestiging.

Opmerking

  • Wanneer de opties van het apparaat niet volgens de aanwijzingen worden geconfigureerd, werken de LAN-faxfuncties mogelijk niet goed.

  • Als het apparaat is verbonden met een netwerk, wordt elke optie die is geïnstalleerd op het apparaat automatisch geconfigureerd. Indien de instellingen niet overeenkomen met de geïnstalleerde optionele modules, klik dan op [Nu updaten].

De initiële instellingen voor het formaat en afbeeldingskwaliteit van scanoriginelen opgeven

U kunt de procedure om de instellingen op te geven bij het verzenden van een LAN-fax vereenvoudigen door vooraf het origneelformaat en de resolutie van de te verzenden gegevens op te geven.

1Open het scherm [Apparaten en printers].

Windows 10 (versie 1703 of later), Windows Server 2019

  1. Klik in het menu [Start] op [Windows System] [Configuratiescherm].

  2. Klik op [Apparaten en printers weergeven].

Windows 10 (ouder dan versie 1703), Windows Server 2016

  1. Klik met de rechtermuisknop op [Start] en klik dan op [Configuratiescherm].

  2. Klik op [Apparaten en printers weergeven].

Windows 8.1, Windows Server 2012/2012 R2

  1. In de pictogrambalk klikt u op [Instellingen] [Configuratiescherm].

  2. Klik op [Apparaten en printers weergeven].

Windows 7, Windows Server 2012/2008 R2

  1. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers].

Windows Server 2008

  1. Klik in het menu [Start] op [Configuratiescherm].

  2. Klik bij [Hardware en geluid] op [Printer].

2Klik met de rechtermuisknop op het pictogram LAN-FAX en klik vervolgens op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken].

3Geef het origneelformaat, de resolutie en andere instellingen op en klik vervolgens op [OK].

Illustratie stuurprogrammascherm

Het adresboek van het apparaat importeren

Gebruik "MFP Address Book Downloader" en "Address Book" in "LAN-Fax Generic Utilities" om het adresboek dat op het apparaat geregistreerd is in de "Adreslijst" van het LAN-faxstuurprogrogramma te importeren.

Installeer het certificaat van het apparaat voordat u "MFP Address Book Downloader" gebruikt.

Voor meer informatie, zie de Gebruikershandleiding.

Opmerking

  • Om bestemmingen direct van het apparaat te importeren zonder deze te bewerken, voert u de procedure "Bestemmingen in het LAN-faxstuurprogramma importeren" uit.

Het CSV-bestand opslaan en naar een RFA-bestand converteren

1In het menu Toepassingen van uw computer klikt u op [MFP Address Book Downloader] en op [LAN-Fax Generic Utilities].

Illustratie stuurprogrammascherm

2Geef het IP-adres van het apparaat op en de inloggegevens en klik vervolgens op [Importeren...].

Illustratie stuurprogrammascherm

3Voer de bestandsnaam in, geef de opslaglocatie op en klik vervolgens op [Opslaan].

Het CSV-bestand wordt opgeslagen.

4Klik op [Afsluiten] om [MFP-adresboekdownloader] af te sluiten.

Converteer het CSV-bestand naar een RFA-bestand met gebruik van [Adresboek].

5In het menu Toepassingen van uw computer klikt u op [Adresboek] en op [LAN-Fax Generic Utilities].

6Op het scherm [Adresboek] klikt u op [Importeren].

Illustratie stuurprogrammascherm

7Selecteer het opgeslagen CSV-bestand in "MFP Address Book Downloader", selecteer het RFA CSV-bestand (*.csv) in de lijst met bestandsindelingen en klik vervolgens op [Openen].

8Controleer de opslaglocatie voor het bestand, voer de bestandsnaam in en klik vervolgens op [Opslaan].

Het RFA-bestand wordt opgeslagen.

9Op het scherm [Adresboek] voert u de naam van het adresboek in [Naam adresboek] in. Vervolgens klikt u op [OK][Ja].

De importeertool voor het MFP-adresboek is voltooid.

  • De "Adreslijstnaam" wordt in de adresboeklijst van het LAN-faxhulpprogramma weergegeven.

Bestemmingen in het LAN-faxstuurprogramma importeren

1Open het scherm [Apparaten en printers].

Windows 10 (versie 1703 of later), Windows Server 2019

  1. Klik in het menu [Start] op [Windows System] [Configuratiescherm].

  2. Klik op [Apparaten en printers weergeven].

Windows 10 (ouder dan versie 1703), Windows Server 2016

  1. Klik met de rechtermuisknop op [Start] en klik dan op [Configuratiescherm].

  2. Klik op [Apparaten en printers weergeven].

Windows 8.1, Windows Server 2012/2012 R2

  1. In de pictogrambalk klikt u op [Instellingen] [Configuratiescherm].

  2. Klik op [Apparaten en printers weergeven].

Windows 7, Windows Server 2012/2008 R2

  1. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers].

Windows Server 2008

  1. Klik in het menu [Start] op [Configuratiescherm].

  2. Klik bij [Hardware en geluid] op [Printer].

2Klik met de rechtermuisknop op het pictogram LAN-FAX en vervolgens op [Printereigenschappen].

3Klik [Testpagina afdrukken].

Het scherm [Faxinstellingen] wordt weergegeven.

4Klik op [Adresboek beheren].

Illustratie stuurprogrammascherm

5Geef de locatie op om de informatie in het adresboek te importeren.

Illustratie stuurprogrammascherm
  • Adresboek van apparaat downloaden: Hiermee importeert u de bestemmingen rechtstreeks vanuit het adresboek op het apparaat. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord van het apparaat in en klik vervolgens op [Importeren...]. Zodra het importeren voltooid is, klikt u op [Voltooien].

  • Toevoegen: Hiermee importeert u de bestemmingen vanuit het RFA-bestand. Selecteer een bestandsindeling en het bestand dat u wilt importeren en klik vervolgens op [Openen].

6Klik op [OK].

7Selecteer het geïmporteerde adresboek in "Adr.boek wissel." om te controleren of de geïmporteerde bestemmingen worden weergegeven.

8Klik op [Annuleren] om het instellingenscherm te sluiten.