U kunt tekst invoeren om als stempel te gebruiken.

Druk op [Stempel].

Druk op [Stempel tekst].
Druk op [Tekst wijzigen].
Voer de stempeltekst in en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Wijzigen].
Selecteer de gewenste stempelpositie en druk vervolgens op [OK].

Druk op [Alle pagina's] of [Alleen 1e pagina] om de pagina te selecteren waarop de stempel dient te worden afgedrukt.
Druk twee keer op [OK].
![]()
U kunt maximaal 64 tekens invoeren.
Als Automatisch wissen is voltooid, op [Resetten] wordt gedrukt of het apparaat wordt uitgeschakeld, wordt de tekst gewist. Om de ingevoerde tekst op te slaan, kunt u deze in een programma registreren. Voor meer informatie over programma's, zie Voorbereiding.
Afhankelijk van de stempelpositie is het mogelijk dat delen van de tekst niet worden gekopieerd.
Voor meer informatie over stempelposities, zie Stempels.
Voor meer informatie over het invoeren van tekst, zie Voorbereiding.
U kunt de instellingen voor Stempel tekst wijzigen onder [Stempel tekst] in Gebruikerstools. Voor meer informatie, zie Voorbereiding.
Tekst en serienummers afdrukken

Selecteer [Aan] onder [Serienr. van 1e taak wijzigen] in Gebruikerstools. Voor meer informatie, zie Voorbereiding.
Druk op [Stempel].
Druk op [Stempel tekst].
Druk op [Tekst wijzigen].
Voer de stempeltekst in en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Startnr. wijzigen].
Voer het nummer in waarmee u de nummering wilt beginnen en druk vervolgens op [
].
Druk op [OK].
Druk op [Wijzigen].
Selecteer de gewenste stempelpositie en druk vervolgens op [OK].

Druk twee keer op [OK].
![]()
Stempels mogen bestaan uit maximaal 55 alfanumerieke tekens en symbolen en een nummerreeks van maximaal 9 cijfers voor een totaal van 64 tekens.
Het nummer bestaat uit negen cijfers. Als u "1" invoert, wordt het nummer als "000000001" afgedrukt.
Wanneer Automatisch wissen is uitgevoerd, op [Resetten] is gedrukt of het apparaat wordt uitgeschakeld, wordt de tekst gewist en het volgende nummer in de reeks weergegeven.
Deze functie kan niet gebruikt worden voor de functies Job reset of Kopie onderbreken. Deze functie kan tevens niet gebruikt worden voor het afdrukken van opgeslagen documenten.
Indien deze functie wordt gebruikt in combinatie met de functie Combineren, kan de afgedrukte afbeelding verschillen afhankelijk van de instellingen van [Paginanummering in combimodus] onder [Paginanummering]. Voor meer informatie, zie Paginanummering.
Voor meer informatie over Stempel tekst, zie Stempeltekst.