GebruikershandleidingIM C2000/C2500/C3000/C3500/C4500/C5500/C6000 series

Verzenden (e-mail/map)

In dit gedeelte worden de instellingen voor [Verzenden (e-mail/map)] onder [Systeeminstellingen] beschreven.

Overzicht van twee soorten instellingenschermen (Standaard/Klassiek)

E-mail

Items

Omschrijving

SMTP Server

Geef hier op of de SMTP-servernaam, het poortnummer of SSL moet worden gebruikt.

Voer de hostnaam of het IPv4-adres in de servernaam in.

SMTP-verificatie

Geef de gebruikersnaam, het e-mailadres en het wachtwoord op die worden gebruikt voor SMTP-serververificatie en of deze moeten worden gecodeerd.

Afhankelijk van het SMTP-servertype, moet "Gebruikersnaam" worden ingevoerd als "user name@realm". Geef hetzelfde account op als [E-mailadres beheerder] wanneer u internetfax gebruikt.

Geef "Codering" op zoals hieronder beschreven volgens de verificatiemethode van de SMTP-server.

PLAIN, LOGIN, CRAM-MD5, DIGEST-MD5: Automatisch

CRAM-MD5, DIGEST-MD5: Aan

PLAIN, LOGIN: Uit

  • Standaardinstelling: [Uit]

POP voor SMTP

Geef hier de verificatie-informatie op voor het gebruik van POP-verificatie (POP voor SMTP). Geef gebruikersnaam, e-mailadres, wachtwoord en Wachttijd na verificatie op (0-10000 milliseconden).

  • Standaardinstelling: [Uit]

Deze gebruikersinstelling is ongeldig wanneer IPv6 wordt gebruikt.

Ontvangstprotocol

Geef het ontvangstprotocol op voor internetfaxen.

  • Standaardinstelling: [POP3]

POP3 / IMAP4 Instellingen

Geef de POP3/IMAP4-servernaam op. De opgegeven serverinformatie wordt gebruikt voor ontvangst van internetfaxen of verificatie via POP voor SMTP.

Voer de hostnaam of het IPv4-adres in de servernaam in. Geef [Automatisch] of [Aan] op bij het coderen van het wachtwoord volgens de POP-serverinstellingen.

U kunt kiezen tussen [SSL/TLS] of [STARTTLS] voor het coderen van de POP3/IMAP4-verbinding bij ontvangst van een e-mail of verificatie in POP vóór SMTP. U kunt tevens het servercertificaat verifiëren. U kunt deze functie gebruiken op apparaten waarop RICOH Always Current Technology v1.2 of hoger is geïnstalleerd.

E-mailadres beheerder

Geef het e-mailadres van de beheerder van het apparaat op. Dit e-mailadres wordt gebruikt als [Afzender] voor het verzenden van een e-mail onder de scannerfunctie of het adres van de afzender van de e-mail met de foutmelding. Bij het uitvoeren van SMTP-authenticatie voor de internetfaxfunctie wordt dit adres in het vak "Van:" weergegeven.

E-mail communicatiepoort

Geef het poortnummer op voor de POP3-/IMAP4-server die voor internetfaxontvangst wordt gebruikt. Het POP3-poortnummer wordt gebruikt voor [POP voor SMTP].

  • Standaard

    • POP3: [110]

    • IMAP4: [143]

E-mail ontvangstinterval

Geef aan of internetfaxen automatisch moeten worden ontvangen. U kunt ook het tijdsinterval opgeven om contact op te nemen met de server (2 tot 1440 minuten).

  • Standaardinstelling: [Aan]: [15 min.]

Max. ontvangstgrootte e-mail

Hier kunt u de maximale grootte van te ontvangen e-mail opgeven voor internetfaxen.

  • Standaardinstelling: [2MB]

E-mailopslag in server

Geef aan of u de per internetfax ontvangen e-mails wilt opslaan op de server. U kunt opgeven dat alleen moet worden opgeslagen als zich een fout voordoet.

  • Standaardinstelling: [Uit]

E-mailbericht registreren/wijzigen/verwijderen

Geef een e-mailbericht op om het op het apparaat te verzenden. U kunt maximaal 5 tekstconstructies registreren.

Het onderwerp en bericht bewerken bij het verzenden van het gescande document per e-mail

Naam afzender autom. specificeren

Geef aan of de [Afzender] moet worden opgegeven wanneer een e-mail op het apparaat wordt verzonden. Wanneer u [Aan] opgeeft, wordt het adres dat is opgegeven bij [E-mailadres beheerder] gebruikt als het adres van de afzender als u de [Afzender] niet opgeeft.

  • Standaardinstelling: [Uit]

Automatische e-mailmelding

Geef aan of de foutmelding naar het e-mailadres van de beheerder moet worden verzonden.

  • Standaardinstelling: [Aan]

Map

Items

Omschrijving

Standaard gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden)

Geef gebruikersnamen en wachtwoorden op die nodig zijn om de gedeelde mappen te verifiëren bij het verzenden van de mappen met de scannerfunctie. Als er geen verificatie-informatie is opgegeven voor de mapbestemming in het adresboek, of als er geen verificatie-informatie is opgegeven op het verificatiescherm voor directe verzending, wordt de verificatie-informatie gebruikt die is opgegeven met standaardgebruikersnaam/-wachtwoord (verzenden).

U kunt de verificatie-informatie voor het SMB-protocol en het FTP-protocol afzonderlijk opgeven.

Documenten scannen en de gescande gegevens naar een map verzenden