GebruikershandleidingIM C2000/C2500/C3000/C3500/C4500/C5500/C6000 series

Interface-instellingen (Systeeminstellingen)

In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Interface instellingen] onder [Systeeminstellingen] beschreven.

Overzicht van twee soorten instellingenschermen (Standaard/Klassiek)

Netwerk/USB

In dit gedeelte worden de instellingen beschreven in het menu [Netwerk/USB] onder het tabblad [Interface instellingen].

Items

Omschrijving

Apparaat IPv4 adres

Geef het IPv4-adres en subnet mask van het apparaat op. Het IPv4-adres van het apparaat kan met een adres worden opgegeven of automatisch van de DHCP-server worden overgenomen.

  • Standaardinstelling: [Autom. verkrijgen (DHCP)]

IPv4 Gateway-adres

Geef het IPv4-adres op van de router of hostcomputer die als gateway wordt gebruikt.

  • Standaardinstelling: 0.0.0.0

Apparaat IPv6 adres

Toont het IPv6-adres van het apparaat.

  • Link lokaal adres

  • Handmatige adresconfiguratie

  • DHCPv6-adres

  • Staatloos adres 1-5

    De huidige waarde wanneer [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] wordt opgegeven als "Actief" wordt weergegeven.

IPv6 Gateway-adres

Toont het IPv6-gatewayadres van het apparaat.

IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie

Geef aan of het adres automatisch moet worden opgegeven met IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie.

  • Standaardinstelling: [Actief]

DHCPv6-configuratie

Geef de DHCPv6-modus of het adres van de DNS-server op.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

DNS Configuratie

Geef het IPv4-adres van de DNS-server op. Het IPv4-adres van de DNS-server kan door een adres worden opgegeven of automatisch van de DHCP-server worden overgenomen. U kunt de verbinding met de DNS-server bevestigen.

  • Standaardinstelling: [Autom. verkrijgen (DHCP)]

DDNS Configuratie

Geef aan of u de dynamische DNS-functie gebruikt.

  • Standaardinstelling: [Actief]

IPsec

Geef aan of de IP-sec van het apparaat moet worden gebruikt.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Zie "Security Reference" op onze website voor informatie over "Configuring IPsec Settings".

Domeinnaam

Geef de domeinnaam op. Haal de domeinnaam automatisch op bij de DHCP-server of voer de domeinnaam van maximaal 63 tekens in.

WINS configuratie

Geef aan of u de WINS-server wilt gebruiken.

Wanneer het IPv4-adres van het apparaat optioneel is opgegeven, geeft u de primaire en secundaire WIN-serveradressen en het bereik-ID op.

Geef niet "255.255.255.255" op als het adres van de WINS-server.

  • Standaardinstelling: [Aan]

Actief protocol

Hier kunt u de protocollen selecteren die in het netwerk moeten worden gebruikt.

  • Standaard

    IPv4: [Actief]

    IPv6: [Inactief]

    SMB: [Actief]

    @Remote service: [Actief]

    Firmware-update (IPv4): [Actief]

    Firmware-update (IPv6): [Actief]

SMB Computernaam

Hier kunt u de SMB-computernaam opgeven. Als u de naam niet opgeeft, wordt de tekst die begint met "RNP" automatisch ingesteld.

Voer de naam in met maximaal 15 tekens. U kunt geen tekst opgeven die begint met RNP. "*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd.

SMB Werkgroep

Hier kunt u de naam van de SMB-werkgroep opgeven. Voer de groepnaam in met maximaal 15 tekens. "*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd.

  • Standaardinstelling: [WERKGROEP]

Geavanceerde instellingen SMB-client

Selecteer het poortnummer vanaf 139 of 445 voor de SMB-gegevensoverdracht. U kunt ook aangeven of de SMBv2/v3-verzending als inactief moet worden opgegeven. Als SMBv2/v3 inactief is, wordt de verzending uitgevoerd met SMBv1.

  • Standaard

    • Poortnummer: [445]

    • SMBv2/SMBv3: [Actief]

Ethernetsnelheid

Geef de toegangssnelheid op tussen het apparaat en de netwerkapparaten. Wanneer de communicatie onstabiel is, stelt u de verzendsnelheid in op 10 Mbps of 100 Mbps. Wanneer u in dit geval Full Duplex opgeeft, geeft u dezelfde verzendsnelheid op van het verbonden apparaat als van het apparaat.

  • Standaardinstelling: [Autom. sel.]: [1Gbps uitschak]

Type LAN

Type LAN wordt weergegeven als de draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd. U kunt opgeven welke u gebruikt voor verbinding, bedraad LAN (Ethernet) of draadloos LAN.

  • Standaardinstelling: [Ethernet]

Ping opdracht

Controleer of het apparaat met het netwerk kan worden verbonden. Geef het IPv4-adres op van het apparaat dat met het netwerk is verbonden en druk vervolgens op [#]. Een bericht om aan te geven of de verbinding is gelukt, wordt op het scherm weergegeven.

SNMP V3 communicatie toestaan

Geef de communicatie van het SNMPv3-protocol aan, of dat alleen de gecodeerde communicatie, of de gecodeerde en communicatie met niet-versleutelde tekst moet worden gebruikt volgens de instellingen van het apparaat.

Wanneer u [Alleen codering] opgeeft, moet u [Gecodeerd wachtwoord] instellen voor de beheerder via het tabblad [Beheerdertoepas.][Beheerder programmeren/wijzigen].

  • Standaardinstelling: [Codering/Cleartext ]

SSL / TLS communicatie toestaan

Geef de communicatie van het SNMPv3-protocol aan, of dat de gecodeerde communicatie van SSL/TLS, of gecodeerde en communicatie met niet-versleutelde tekst moet worden gebruikt volgens de instellingen van het apparaat.

Wanneer u [Alleen cijfertekst] opgeeft, moet u het servercertificaat voor het apparaat installeren.

  • Standaardinstelling: [Cf.tkst/Cleartext ]

Hostnaam

Hier kunt u de hostnaam opgeven. Als u de naam niet opgeeft, wordt de tekst die begint met RNP automatisch ingesteld.

Voer de hostnaam in met maximaal 63 tekens. U kunt geen hostnaam invoeren die begint met "RNP" of "rnp".

U kunt geen hostnaam invoeren die met een koppelteken begint of eindigt. U kunt geen hostnaam invoeren waarin meerdere koppeltekens achter elkaar staan.

  • Standaardinstelling: [RNPXXXXX]

    MAC-adres van de Ethernet-interface wordt gebruikt voor XXXXX.)

Apparaatnaam

Voer de apparaatnaam in met maximaal 31 tekens. Wanneer u het apparaat beheert met Web Image Monitor of apparaatbeheersoftware, wordt dit weergegeven als "Apparaatnaam".

IEEE 802. 1X verificatie voor Ethernet

Geef aan wanneer u de IEEE 802.1X-verificatie voor ethernet gebruikt.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Zie "Security Reference" op onze website voor informatie over "Configuring IPsec Settings".

Herstel IEEE 802.1X verificatie naar de standaarden

Zet de instellingen terug naar hun standaardwaarden wanneer het apparaat niet met de IEEE 802.1X-verificatie kan worden verbonden.

Zie "Security Reference" op onze website voor informatie over "Configuring IPsec Settings".

USB snelheid

Geef hier de USB-snelheid op. U kunt kiezen tussen [Autom. selecteren] of [Volle snelheid].

  • Standaardinstelling: [Automatisch selecteren]

USB-poort

Geef aan of u de usb-poort wilt gebruiken.

pictogram Regio A (voornamelijk Europa)

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Regio B pictogram (voornamelijk in Noord-Amerika)

  • Standaardinstelling: [Actief]

pictogram Regio A (voornamelijk Azië)

  • Standaardinstelling: [Actief]

Time-outperiode DIPRINT

Geef hier de time-outtijd op voor DIPRINT-afdrukken.

  • Standaardinstelling: [60 seconden]

Toegangsbeheerfunctie

Geef hier aan of de functie moet worden ingeschakeld voor communicatie binnen het opgegeven bereik van de IP-adressen (toegangscontrole).

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Toegangscontrole

Opmerking

  • We bevelen aan om uitsluitend één van de volgende instellingen aan te zetten: [IPv6 Gateway adres], [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] of [DHCPv6-configuratie]. Als u ze allemaal tegelijkertijd inschakelt, wordt het IPv6-gatewayadres automatisch gewijzigd.

  • Een automatisch opgehaald IPv6-gatewayadres kan via de router worden ingesteld of volgens de DHCPv6-serverinstellingen als een van de volgende instellingen is ingeschakeld:

    • Activeer [IPv6 Gateway adres] en ofwel [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] of [DHCPv6-configuratie].

    • Activeer tegelijkertijd [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] en [DHCPv6-configuratie].

Parallelle interface

In dit gedeelte worden de instellingen in [Paral. interf.] onder het tabblad [Interface instell.] beschreven.

Dit wordt weergegeven wanneer de IEEE 1284-interfacekaart is geïnstalleerd.

Items

Omschrijving

Parallelle tijdsinstelling

Geef hier de tijd op voor het controlesignaal van de parallelle interface.

  • Standaardinstelling: [ACK buitenzijde]

Parallelle communicatiesnelheid

Geef hier de communicatiesnelheid voor de parallelle interface op.

  • Standaardinstelling: [Hoge snelheid]

Geselecteerd statussignaal

Geef het niveau voor het geselecteerde signaal van de parallelle interface op.

  • Standaardinstelling: [Hoog]

Invoeraccent

Geef hier aan of het invoersignaal bij ontvangst moet worden ingeschakeld.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Bidirectionele communicatie

Geef de antwoordmodus van het apparaat op een statusverzoek op vanaf de computer.

  • Standaardinstelling: [Aan]

Signaalcontrole

Geef op hoe fouten die optreden tijdens afdrukbewerkingen moeten worden afgehandeld. Normaal hoeft u dit niet te wijzigen. Wanneer u [Printerprioriteit] opgeeft, wordt de fout als zodanig naar de computer verzonden.

  • Standaardinstelling: [Prior. taakacceptatie]

Draadloos LAN

In dit gedeelte worden de instellingen beschreven in het menu [Wireless LAN] onder [Interface instell.].

Dit wordt weergegeven wanneer een draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd.

Verbinding maken met een draadloos LAN-netwerk

Items

Omschrijving

Communicatiemodus

Geef de communicatiemodus van het draadloos LAN op. De volgende modi zijn mogelijk:

[802.11 Ad hoc modus]

[Infrastructuur-modus]

[Rechtstr. verbinding: Groepseigenaar modus]

[Rechtstr. verb.modus]

  • Standaardinstelling: [Infrastructuur modus]

De netwerkverbindingsmethode selecteren

SSID-instelling

Geef SSID op wanneer [Communicatiemodus][Infrastructuur-modus] of [802.11 Ad hoc modus] is.

Bij [Infrastructuur-modus] voert u de SSID van het verbonden toegangspunt op. Bij [802.11 Ad hoc modus] is de ingevoerde SSID de naam van het ad-hocnetwerk.

De tekens die kunnen worden gebruikt, zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes) en die maken onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters.

Om verbinding te maken met het toegangspunt waartoe ELKE verbinding is toegestaan, voert u in het SSID-veld blanco of "ELK" in.

Ad-hoc kanaal

Geef het kanaal op dat moet worden gebruikt wanneer [Communicatiemodus][802.11 Ad hoc modus] is. Selecteer het kanaal afhankelijk van de radiogolfstatus.

  • Standaardinstelling: [11]

Beveiligingsmethode

Geef de codering van het draadloos LAN op. Als u wilt coderen, kiest u uit WEP, WPA2-PSK, of WPA2 als beveiligingsmethode. Als u WPA2 selecteert, installeert u de verificatiemethoden en het certificaat.

Zie "Security Reference" op onze website voor informatie over "Configuring IPsec Settings".

  • Standaardinstelling: [Uit]

Draadloos LAN: Eenv. installatie/Rechtstr. verbinding

Geef hier Draadloos LAN: Eenv. installatie/Rechtstr. verbinding op om verbinding te maken met toegangspunt dat WPS-compatibel is. Druk op de knop van het toegangspunt of voer de pincode in die wordt weergegeven op het apparaat in het toegangspunt op de computer voor de verbinding.

  • Standaardinstelling: [Drukknop]

Instellingen rechtstreekse verbinding

Geef hier aan om vanaf het mobiele apparaat verbinding met het apparaat te maken.

Geef de apparaatnaam, het wachtwoord en het IPv4-adres van het apparaat op voor directe verbinding.

Vanaf een mobiel apparaat verbinding maken met het apparaat via de functie Wi-Fi Direct

Draadloos LAN signaal

Geef de radiogolfstatus van het apparaat weer wanneer het apparaat is verbonden door [Communicatiemodus] als [Infrastructuur-modus] op te geven. Als de radiogolf zwak is, wijzigt u het toegangspunt om verbinding te maken of de omgeving van het apparaat te herzien.

Fabrieksinstellingen herstellen

U kunt de draadloze LAN-instellingen terugzetten naar hun standaardwaarden.

Directe verbinding

In dit gedeelte worden de instellingen beschreven in het menu [Directe verbinding] onder [Interface instell.].

Dit wordt weergegeven wanneer een draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd.

Vanaf een mobiel apparaat verbinding maken met het apparaat via de functie Wi-Fi Direct

Items

Omschrijving

Actief/Inactief

Geef aan of Rechtstreekse verbinding: Groepseigenaar modus op actief moet worden ingeschakeld via de widget Directe verbinding op het Home-scherm.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Instellingen rechtstreekse verbinding

Geef hier aan om vanaf het mobiele apparaat verbinding met het apparaat te maken.

Geef de apparaatnaam, het wachtwoord en het IPv4-adres van het apparaat op voor rechtstreekse verbinding.

Vast SSID

Geef aan of SSID moet worden hersteld wanneer de rechtstreekse verbinding is ingesteld op actief.

  • Standaardinstelling: [Uit]

De interface-instellingen afdrukken

1Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.

Afbeelding van bedieningspaneel

2Druk op [Apparaateigenschappen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk op het tabblad [Systeeminstellingen][Interface instell.] om het scherm Interface-instellingen weer te geven.

4Druk op [Lijst afdrukken].

Afbeelding van bedieningspaneel

5Druk op [Starten].

6Nadat u de lijst heeft afgedrukt, drukt u op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel).