Overzicht van de functie Fax op afstand
Met de faxfunctie van het hoofdapparaat kunt u faxen verzenden en ontvangen vanaf een apparaat (subapparaat) dat geen faxfunctie heeft. Gebruik het scherm Fax op afstand van het subapparaat om een fax te verzenden vanaf het hoofdapparaat, of druk de fax af die u op het hoofdapparaat heeft ontvangen van het subapparaat. Deze functie is alleen beschikbaar tussen onze MFP's.

Een ontvangen fax afdrukken op een subapparaat
Faxen verzenden via een ander apparaat (model zonder fax)
Vereisten voor de functie Fax op afstand
De optionele faxverbindingseenheid moet geïnstalleerd zijn op zowel het hoofd- als het subapparaat.
In zowel het hoofd- als het subapparaat is een harde schijf geïnstalleerd.
Het apparaat en het subapparaat moeten verbonden zijn via het netwerk.
Wanneer gebruikersverificatie is ingeschakeld, moet op het hoofd- en het subapparaat dezelfde verificatiemethode zijn ingesteld.
Gebruikers verifiëren voor gebruik van het apparaat (gebruikersverificatie)

Voor deze functie heeft u de optionele faxverbindingseenheid nodig.
Het hoofdapparaat voorbereiden op het gebruik van Fax op afstand (Schermtype Instellingen: Standaard)
Om de functie Fax op afstand te gebruiken, moet u het subapparaat van tevoren registreren als het faxapparaat op afstand van het hoofdapparaat. U kunt maximaal zes subapparaten registreren.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Systeeminstellingen] op het scherm Instellingen.

Druk op [Apparaat]
[Overige]
[Apparaat op afstand registreren/wijzigen/verwijderen].
Druk op [*Niet geregistreerd] en druk vervolgens op [Registreren/Wijzigen].

Voer het IP-adres of de hostnaam van het subapparaat in bij [IP-adres/Hostnaam] en druk op [Verbindingstest].
Als u geen verbinding kunt maken, controleer dan het bericht dat verschijnt.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven terwijl u de faxfunctie gebruikt
Druk op [OK].
Nadat de procedure is voltooid, drukt u op [Home] (
).
Het subapparaat voorbereiden op het gebruik van Fax op afstand (Schermtype Instellingen: Standaard)
Om de functie Fax op afstand te gebruiken, moet u van tevoren op het subapparaat het hoofdapparaat registreren als het apparaat op afstand. U kunt slechts één hoofdapparaat registreren.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Systeeminstellingen] op het scherm Instellingen.

Druk op [Apparaat]
[Overige]
[Apparaat op afstand registreren/wijzigen/verwijderen].
Druk op [*Niet geregistreerd] en druk vervolgens op [Registreren/Wijzigen].

Wanneer een apparaat al geregistreerd is als hoofdapparaat kunt u geen andere items selecteren die worden weergegeven als [*Niet geregistreerd].
Voer het IP-adres of de hostnaam van het hoofdapparaat in bij [IP-adres/Hostnaam] en druk op [Verbindingstest].
Als u geen verbinding kunt maken, controleer dan het bericht dat verschijnt.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven terwijl u de faxfunctie gebruikt
Druk op [OK].
Nadat de procedure is voltooid, drukt u op [Home] (
).
Functies die kunnen worden gebruikt op het subapparaat (Schermtype Instellingen: Standaard)
Gebruik het scherm Fax op afstand om de faxfunctie op het subapparaat te gebruiken. De scaninstellingen en een aantal afdrukinstellingen kunnen worden opgegeven in [Faxeigenschappen].
Functies die gebruikt kunnen worden op het scherm [Fax op afstand] van het subapparaat
U kunt een fax verzenden en ontvangen vanaf het subapparaat met behulp van de functie, verzend-/ontvangstmogelijkheden, lijntype, papiersoort en functies die worden ondersteund op het hoofdapparaat. Ook kunt u bij het opgeven van een faxbestemming een bestemming selecteren uit het adresboek van het subapparaat. Hiervoor gelden echter de volgende beperkingen:
Er kan alleen een G3-lijn worden geselecteerd bij verzending van een fax.
Het adresboek van het hoofdapparaat kan niet worden gebruikt.
De functies Directe verzending en Direct kiezen kunnen niet worden gebruikt.
Er kunnen slechts twee afzendernamen (voor afdrukken) worden geregistreerd als faxkoptekst in [Faxeigenschappen].
Functies die gebruikt kunnen worden op het scherm [Faxeigenschappen] van het subapparaat.
De functies die geconfigureerd zijn in [Faxeigenschappen] op het subapparaat worden toegepast bij het verzenden en ontvangen van faxen op het subapparaat.
Functiecategorie | Items die geconfigureerd kunnen worden |
|---|---|
Algemene instelling |
|
Scaninstellingen |
|
Ontv.instellingen |
|
Oorspronkelijke instellingen |
|
Rapporten die gecontroleerd kunnen worden op Remote Fax
U kunt onderstaande rapporten afdrukken op het subapparaat. Deze kunnen echter mogelijk niet worden afgedrukt afhankelijk van de instellingen van het hoofdapparaat.
Communicatieresultaatrapport
Communicatiefoutrapport
Foutrapport
Power off-rapport
Het hoofdapparaat voorbereiden op het gebruik van Fax op afstand (Schermtype Instellingen: Klassiek)
Om de functie Fax op afstand te gebruiken, moet u het subapparaat van tevoren registreren als het faxapparaat op afstand van het hoofdapparaat. U kunt maximaal zes subapparaten registreren.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Apparaateigenschappen] op het instellingenscherm.

Druk op [Systeeminstellingen]
[Beheerdertoepas.] tabblad
[Apparaat op afstand programmeren/wijzigen/verwijderen].
Druk op [Programmeren/Wijzigen] en druk vervolgens op [*Niet gepr.].

Voer het IP-adres of de hostnaam van het subapparaat in bij [IP-adres/Hostnaam] en druk op [Verbindingstest].
Als u geen verbinding kunt maken, controleer dan het bericht dat verschijnt.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven terwijl u de faxfunctie gebruikt
Druk op [Afsluiten].
Nadat de procedure is voltooid, drukt u op [Home] (
).
Het subapparaat voorbereiden op het gebruik van Fax op afstand (Schermtype Instellingen: Klassiek)
Om de functie Fax op afstand te gebruiken, moet u van tevoren op het subapparaat het hoofdapparaat registreren als het apparaat op afstand. U kunt slechts één hoofdapparaat registreren.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Apparaateigenschappen] op het instellingenscherm.

Druk op [Systeeminstellingen]
[Beheerdertoepas.] tabblad
[Apparaat op afstand programmeren/wijzigen/verwijderen].
Druk op [Programmeren/Wijzigen] en druk vervolgens op [*Niet gepr.].

Wanneer een apparaat al geregistreerd is als hoofdapparaat kunt u geen andere items selecteren die worden weergegeven als [*Niet gepr.].
Voer het IP-adres of de hostnaam van het hoofdapparaat in bij [IP-adres/Hostnaam] en druk op [Verbindingstest].
Als u geen verbinding kunt maken, controleer dan het bericht dat verschijnt.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven terwijl u de faxfunctie gebruikt
Druk op [Afsluiten].
Nadat de procedure is voltooid, drukt u op [Home] (
).
Functies die kunnen worden gebruikt op het subapparaat (Schermtype Instellingen: Klassiek)
Gebruik het scherm Fax op afstand om de faxfunctie op het subapparaat te gebruiken. De scaninstellingen en een aantal afdrukinstellingen kunnen worden opgegeven in [Faxeigenschappen].
Functies die gebruikt kunnen worden op het scherm [Fax op afstand] van het subapparaat
U kunt een fax verzenden en ontvangen vanaf het subapparaat met behulp van de functie, verzend-/ontvangstmogelijkheden, lijntype, papiersoort en functies die worden ondersteund op het hoofdapparaat. Ook kunt u bij het opgeven van een faxbestemming een bestemming selecteren uit het adresboek van het subapparaat. Hiervoor gelden echter de volgende beperkingen:
Er kan alleen een G3-lijn worden geselecteerd bij verzending van een fax.
Het adresboek van het hoofdapparaat kan niet worden gebruikt.
De functies Directe verzending en Direct kiezen kunnen niet worden gebruikt.
Er kunnen slechts twee afzendernamen (voor afdrukken) worden geregistreerd als faxkoptekst in [Faxeigenschappen].
Functies die gebruikt kunnen worden op het scherm [Faxeigenschappen] van het subapparaat.
De functies die geconfigureerd zijn in [Faxeigenschappen] op het subapparaat worden toegepast bij het verzenden en ontvangen van faxen op het subapparaat.
Functiecategorie | Items die geconfigureerd kunnen worden |
|---|---|
Algemene instelling |
|
Scaninstellingen |
|
Ontv.instellingen |
|
Oorspronkelijke instellingen |
|
Rapporten die gecontroleerd kunnen worden op Remote Fax
U kunt onderstaande rapporten afdrukken op het subapparaat. Deze kunnen echter mogelijk niet worden afgedrukt afhankelijk van de instellingen van het hoofdapparaat.
Communicatieresultaatrapport
Communicatiefoutrapport
Foutrapport
Power off-rapport