Als u afdrukt op enveloppen, plaats de enveloppen dan in de handinvoer of lade 1 en volg onderstaande procedure voor het opgeven van enveloptype en -dikte.
Druk op de toets [Menu] en selecteer de instellingen met de toets [
] of [
].
Selecteer [Papierinvoer]
Druk op de toets [OK].
Selecteer een formaat bij [Papierformaat]
Druk op de toets [OK].
Selecteer het envelopformaat
Druk op de toets [OK].
Selecteer een papiersoort bij [Papiertype]
Druk op de toets [OK].
Selecteer [Envelop]
Druk op de toets [OK].
![]()
Voor meer informatie over de enveloptypen die in elke lade geplaatst kunnen worden, zie Papierformaatspecificaties en Specificaties papiertype.
Voor meer informatie over het plaatsen van enveloppen, zie Enveloppen plaatsen.
Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als het bedieningspaneel. Voor meer informatie over het opgeven van papierinstellingen met het printerstuurprogramma, zie Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 6/PostScript 3), Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 5c) of Enveloppen afdrukken met OS X en Mac OS.