In dit hoofdstuk vindt u informatie en aanbevelingen over enveloppen.
![]()
|
|
![]()
Gebruik geen vensterenveloppen.
Enveloppen, in het bijzonder met lijm op de flappen, kunnen aan elkaar plakken. Waaier de enveloppen uit voordat u ze plaatst. Als de enveloppen nog steeds aan elkaar plakken, plaats ze dan één voor één. Voor de enveloptypen die voor deze printer gebruikt kunnen worden, zie Papierformaatspecificaties en Specificaties papiertype.
Er kunnen papierstoringen optreden, afhankelijk van de lengte en vorm van de flappen.
Plaats enveloppen met hun flappen open in de printer. Plaats alleen enveloppen met de flappen gesloten als de flappen bij aankoop gesloten zijn.
Geef bij het plaatsen van enveloppen met de flap open een aangepast formaat op. U kunt alleen met een standaard envelopafmeting afdrukken als u afdrukt op enveloppen met gesloten flappen.
Voordat u enveloppen plaatst, drukt u ze naar beneden om lucht eruit te laten en de vier randen glad te maken. Strijk de bovenranden (de randen die de printer ingaan) van de enveloppen met een potlood of liniaal glad voordat u de enveloppen plaatst.
Plaatsingsrichting voor enveloppen
De manier om enveloppen te plaatsen hangt af van de richting van de enveloppen. Zorg ervoor dat de enveloppen in de juiste richting worden geplaatst.
Afdrukrichting |
Papierlade 1 |
Handinvoer |
|---|---|---|
Enveloppen
|
|
|
Gebruik bij het plaatsen van enveloppen het bedieningspaneel en het printerstuurprogramma om "Envelop" als het papiertype te selecteren en geef de dikte van de enveloppen op. Voor meer informatie Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 6/PostScript 3), zie Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 5c) of Enveloppen afdrukken met OS X en Mac OS.
Aanbevolen enveloppen
Neem contact op met uw lokale dealer voor informatie over aanbevolen enveloppen.
Het formaat van enveloppen dat u kunt plaatsen hangt af van de lade waarin u ze plaatst. Voor meer informatie, zie Papierformaatspecificaties.
![]()
Plaats alleen enveloppen van hetzelfde formaat en soort.
De duplexfunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met enveloppen.
Strijk kreukels kleiner dan 2 mm naar boven en 0 mm naar beneden glad voordat u de enveloppen plaatst.
Voor een betere uitvoerkwaliteit, raden wij u aan om de boven- en onderrand op ten minste 15 mm (0,6 inch) in te stellen en de linker- en rechtermarges op ten minste 10 mm (0,4 inch).
De afdrukkwaliteit van enveloppen kan onregelmatig zijn als delen van de enveloppen verschillende diktes hebben. Druk een of twee enveloppen af om de afdrukkwaliteit te controleren.
De afdruksnelheid is bij afdrukken op enveloppen lager dan gewoonlijk.
Strijk afdrukken glad als ze zijn gevouwen of omgekruld.
Controleer of de enveloppen niet vochtig zijn.
Een hoge temperatuur en een hoge vochtigheidsgraad reduceren de afdrukkwaliteit en zorgen ervoor dat de enveloppen gaan kreukelen.
Afhankelijk van de omgeving kunnen enveloppen gaan kreukelen, zelfs als het aanbevolen enveloptypen zijn.
Bepaalde typen enveloppen kunnen mogelijk gekreukeld, besmeurd of met drukfouten uit de printer komen. Als u een effen kleur op een envelop afdrukt, kunnen er lijnen ontstaan waar de overlappende randen van de envelop het dikker maken.