In dit hoofdstuk worden de items uitgelegd die in het journaal staan afgedrukt.
Afdrukdatum
Toont de datum en tijd waarop het rapport is afgedrukt.
Geprogrammeerde faxkoptekst
Toont de naam van de afzender die is geprogrammeerd voor afdrukken.
Datum
Toont de verzend- of ontvangstdatum.
Tijd
Toont de starttijd voor verzending of ontvangst.
Ontvanger
Voor faxverzendingen
Toont het opgegeven faxnummer of de naam die is geregistreerd in het adresboek.
Voor ontvangen faxen
Toont de naam of het faxnummer dat is geregistreerd in het apparaat van de afzender.
Voor internetfax-/e-mailverzendingen
Toont het e-mailadres of de naam die is geregistreerd in het adresboek.
Tijdens broadcasting wordt het aantal bestemmingen weergegeven naast de e-mailadressen of namen van bestemmingen.
Als documenten vanaf de computer zijn verzonden naar het apparaat, verschijnt "--LAN-Fax -->". Controleer de kolom met resultaten van hetzelfde bestandsnummer om te controleren of de documenten naar de ontvanger zijn verzonden.
Voor ontvangen internetfax/e-mail
Toont het e-mailadres van de afzender.
Voor IP-faxverzendingen en -ontvangsten
Toont de IP-faxbestemming of naam die is geregistreerd in het adresboek. De gedetailleerde gegevens van de faxbestemming worden weergegeven op het ontvangstrapport.
Voor mapverzendingen
Toont de naam die is geregistreerd in het adresboek.
Voor verzendingen via cloudfax
Toont het e-mailadres van de bestemming.
Als documenten vanaf de computer zijn verzonden naar het apparaat, verschijnt "--LAN-Fax -->". Controleer de kolom met resultaten van hetzelfde bestandsnummer om te controleren of de documenten naar de ontvanger zijn verzonden.
Voor ontvangst via cloudfax
Toont het e-mailadres van de afzender.
Communicatiemodus
Voor faxverzendingen en -ontvangsten
Achter de "T" voor uitgaande faxen (Transmission) of "R" voor binnenkomende faxen (Reception), verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen.
Voor internetfax-/e-mailverzendingen en -ontvangsten
Achter (e-mail merkteken), "T" (Transmission) voor uitgaande e-mail of "R" (Reception) voor inkomende e-mail, verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen. Documenten verzonden vanaf internetfax-bestemmingen worden ontvangen door internetfax en documenten verzonden vanaf e-mailbestemmingen worden ontvangen door e-mail voor afdrukken. Een "Q" geeft uitgaande e-mail aan waarvoor een ontvangstbevestiging is ingesteld in [TX modus], terwijl "A" een e-mail met ontvangstbevestiging aangeeft.
Voor IP-faxverzendingen en -ontvangsten
Achter (IP-Fax-symbool), "T" voor uitgaande faxen of "R" voor inkomende faxen, verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen.
Voor mapbestemmingen
Achter (mapsymbool) en "T" voor uitgaande faxen verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen.
Voor cloudfaxbestemmingen
Achter (cloudfaxmarkering) verschijnt de "T" voor uitgaande faxen (Transmission) of "R" voor binnenkomende faxen (Reception) en de communicatiemodus wordt weergegeven in letters of symbolen.
Communicatietijd
Toont de benodigde tijd voor verzendingen en ontvangsten.
Aantal pagina's
Toont het aantal verzonden of ontvangen pagina's.
Communicatieresultaat
Toont het resultaat van verzendingen of ontvangsten.
OK: Alle pagina's zijn correct verzonden of ontvangen. Als ontvangstbevestiging is geactiveerd met behulp van [TX modus], wordt het ontvangstbevestigingbericht getoond. De resultaten van ontvangen documenten die zijn gerouterd, worden voorafgegaan door "".
--: Het internetfax-, e-mail of cloudfaxdocument is naar de e-mailserver gestuurd, die in dit apparaat is geprogrammeerd. Dit betekent echter niet dat het e-mailbericht ook is afgeleverd. Bij gebruik van LAN-fax worden de resultaten van de communicatie van een computer naar dit apparaat weergegeven.
E: Er is een communicatiefout opgetreden.
D: De stroom is tijdens de verbinding uitgeschakeld. Niet alle faxdocumenten zijn verzonden.
Gebruikersnaam
Geeft de naam van de afzender weer.
Bestandsnummer
Toont de bestandsbeheernummers.
Bij ontvangst via e-mailen voor afdrukken wordt altijd "P.1" afgedrukt in de kolom voor het aantal pagina's en wordt altijd "S", voor standaardresolutie, afgedrukt in de kolom voor de communicatiemodus, ongeacht het werkelijke aantal pagina's of de werkelijke resolutie. Als op het apparaat bestanden worden ontvangen die vanwege de indeling niet kunnen worden afgedrukt, wordt dit in de kolom met resultaten met "fout" aangegeven.
Voor faxverzendingen kunt u met de gebruikersparameter (schakelaar 06, bit 0) in het menu Faxeigenschappen de informatie die wordt getoond onder "Bestemming" wijzigen in het faxnummer of de naam die is geregistreerd in het bestemmingsapparaat. Voor meer informatie, zie Parameterinstellingen.