Configureer het apparaat voor het netwerk via het bedieningspaneel.
Voor meer informatie over de (standaard)instellingen van het bedieningspaneel, zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. Na het configureren van de netwerkinstellingen kunt u de configuratiepagina afdrukken om de instellingen te controleren. Voor meer informatie over het afdrukken van de configuratiepagina, zie Een testafdruk maken.
![]()
Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor informatie over het configureren van netwerkinstellingen.
![]()
Als het apparaat reeds opgesteld is in een TCP/IP-compatibele omgeving, kunt u ook Web Image Monitor gebruiken om aan het IP-adres gerelateerde instellingen te configureren. Zie de helpfunctie van Web Image Monitor voor meer informatie.