In deze paragraaf worden de begrippen "beheerder", "supervisor", "gebruiker" en "eigenaar" uitgelegd zoals ze in deze handleiding gebruikt worden.
Beheerder
Er zijn 4 soorten beheerders voor het apparaat: gebruikersbeheerder, apparaatbeheerder, netwerkbeheerder en bestandsbeheerder.
Hun belangrijkste rol is het specificeren van de instellingen voor het gebruik van het apparaat. Hun toegangsbevoegdheden zijn afhankelijk van het soort beheerder. Beheerders kunnen geen normale activiteiten uitvoeren, zoals kopiëren en afdrukken.
Supervisor
Er is slechts één supervisor. De supervisor kan het wachtwoord voor alle beheerders instellen. Voor normale activiteiten is geen beheerder nodig, omdat beheerders hun eigen wachtwoorden instellen.
Gebruiker
Gebruikers zijn mensen die het apparaat gebruiken voor normale activiteiten, zoals kopiëren en afdrukken.
Eigenaar
Een gebruiker die geregistreerde bestanden heeft in het apparaat onder het kopieerapparaat, de printer of andere functies wordt een 'eigenaar' genoemd.