Geef het oorspronkelijke instellingenscherm weer.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Bij het gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op de [Home]-knop links boven in het bedieningspaneel. Draai het scherm naar links en druk vervolgens op het pictogram [Gebruikersinstellingen] () op het scherm Home 4.
Druk op [Adresboekmanagement].
Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is.
Selecteer de naam van de map die u wilt registreren.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Druk op [Verif. info] en vervolgens op [Volg.].
Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van "Mapverificatie".
Wanneer u [Niet opgeven] selecteert, worden de SMB-gebruikersnaam en het SMB-wachtwoord dat u heeft opgegeven in "Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]" van de instellingen voor Bestandsoverdracht toegepast.
Druk op [Wijzigen] onder "Log-in gebruikersnaam".
Voer de log-in gebruikersnaam van de bestemmingscomputer in en klik vervolgens op [OK].
Druk op [Wijzigen] onder "Log-in wachtwoord".
Geef het wachtwoord van de bestemmingscomputer op en druk vervolgens op [OK].
Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Map].
Controleer of [SMB] werd geselecteerd.
Druk op [Wijzigen] of [Blad. door netwerk] en specificeer vervolgens de map.
Om een map op te geven, kunt u handmatig het pad invoeren of de map vinden door door het netwerk te bladeren.
Voor meer informatie over hoe het pad handmatig kan worden bepaald, zie Handmatig de SMB-map localiseren.
Voor meer informatie over hoe het pad bepaald kan worden met gebruik van Blader door netwerk, zie De SMB-map localiseren met Bladeren door netwerk.
Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
Druk op [Afsluit.].
Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer het opnieuw.
Druk op [OK].
Druk op [Afsluit.].
Sluit het oorspronkelijke instellingenscherm.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Bij het gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op [Gebruikersinstellingen/Teller] () rechts bovenaan het scherm.
Om de naam te registreren, zie Gebruikersinformatie registreren.
U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor de gebruikersnaam en het wachtwoord.
U kunt het pad invoeren met maximaal 256 tekens.
Als gebruikersverificatie is opgegeven, neem dan contact op met uw beheerder.
Voor meer informatie over toegang tot de systeeminstellingen, zie Gebruikersinstellingen openen.
Bij gebruik van het Smart Operation Panel kunt u het adresboek weergeven door op het pictogram [Adresboekmanagement] te drukken in het Home-scherm 4.