Geef het oorspronkelijke instellingenscherm weer.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Bij het gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op de [Home]-knop links boven in het bedieningspaneel. Draai het scherm naar links en druk vervolgens op het pictogram [Gebruikersinstellingen] () op het scherm Home 4.
Druk op [Adresboekmanagement].
Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is.
Selecteer de naam van de faxbestemming die u wilt registreren.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Druk op [Faxbestemm.].
Druk op [Wijzigen] onder "Faxbestemming".
Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Geef optionele instellingen op zoals "SUB Code", "SEP Code" en "Internationale TX Modus".
Druk op [OK].
Druk op [Afsluit.].
Sluit het oorspronkelijke instellingenscherm.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Bij het gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op [Gebruikersinstellingen/Teller] () rechts bovenaan het scherm.
Om de naam te registreren, zie Gebruikersinformatie registreren.
Wanneer een groep geregistreerd is, kunt u deze faxbestemming ook aan de groep toevoegen. Voor meer informatie over het registreren van groepen, zie Namen in een groep registreren.
Voor meer informatie over toegang tot de systeeminstellingen, zie Gebruikersinstellingen openen.
Bij gebruik van het Smart Operation Panel kunt u het adresboek weergeven door op het pictogram [Adresboekmanagement] te drukken in het Home-scherm 4.