Bovenste pagina > Gebruiksaanwijzing > Afdrukken > Opgeslagen documenten afdrukken > Een document opslaan > Een drukbestand verzenden met Windows
Nadat u een document hebt aangemaakt, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] in de oorspronkelijke toepassing van het document.
Configureer de volgende instellingen:
Job type: Selecteer een taaksoort. Selecteer [Testafdruk] om het document als een testafdrukbestand op te slaan. Selecteer [Beveiligde afdruk] om het document als een beveiligd afdrukbestand op te slaan. Selecteer [Uitgestelde afdruk] om het document als een uitgesteld afdrukbestand op te slaan. Selecteer [Opgeslagen afdruk] om het document in de printer op te slaan en het later met behulp van het bedieningspaneel af te drukken. Selecteer [Opslaan en Afdrukken] om het document tegelijkertijd op te slaan en af te drukken.
|
Klik op [Details...] en configureer de volgende instellingen:
Gebruiker-ID: Voer een gebruikers-ID in.
Wachtwoord: Voer een wachtwoord in als u een beveiligd afdrukbestand opslaat. Voer waar nodig een wachtwoord in bij het opslaan van een opgeslagen afdrukbestand.
Bestandsnaam Als u een uitgesteld of opgeslagen afdrukbestand opslaat, geef dan wanneer nodig een bestandsnaam op.
|
Klik op [OK].
Wijzig andere afdrukinstellingen indien nodig.
Klik op [OK].
Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.
Als [Opgeslagen afdruk (Gedeeld)] of [Opslaan en Afdrukken (Gedeeld)] is geselecteerd bij het opslaan van een Opgeslagen afdruk-bestand, kan de gebruiker die het document heeft aangemaakt en elke gebruiker die over afdrukrechten beschikt, het document via het bedieningspaneel afdrukken. Deze instelling is beschikbaar als Gebruikersverificatie is ingeschakeld met behulp van het PCL 6-printerstuurprogramma. Voor meer informatie raadpleegt u de Veiligheidshandleiding.