Koptekst overslaan
 

Basisbewerkingen in printermodus

De volgende stappen laten zien hoe u algemene afdruktaken kunt uitvoeren.

1Open het dialoogvenster printereigenschappen in de toepassing van uw document.

2Stel de gewenste afdrukopties in en klik vervolgens op [OK].

Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt gesloten.

3Klik op [OK].

Opmerking

  • Als afdrukken beperkt is, moet u een gebruikerscode in de eigenschappen van het printerstuurprogramma invoeren voordat u een afdruktaak naar het apparaat stuurt.

  • Als LDAP-verificatie ingeschakeld is, moet u gebruikersverificatie inschakelen en een gebruikersnaam en wachtwoord in de eigenschappen van het printerstuurprogramma invoeren voordat u een afdruktaak naar het apparaat stuurt.

  • Als lade 2 is geïnstalleerd en er is opgegeven dat er automatisch een lade wordt geselecteerd voor de afdruktaak, kunt u de lade selecteren die het apparaat het eerst moet gebruiken in [Papierladeprioriteit] onder Systeeminstellingen.

  • Als er een papierstoring optreedt, stopt het afdrukken nadat de huidige pagina is afgedrukt. Nadat de papierstoring is verholpen, zal het afdrukken automatisch hervat worden vanaf de pagina die vastliep.

  • Als u op enveloppen hebt afgedrukt, zorg er dan voor dat u daarna de hendels terugzet in hun oorspronkelijke posities. Als de hendels omlaag blijven, kan dit problemen veroorzaken met de adrukkwaliteit op ander papier dan enveloppen.

Verwijzing