![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Ga als volgt te werk om een nieuw profiel aan te maken.
Klik in het menu [Start] op [Configuratiescherm].
Het configuratiescherm verschijnt.
Klik op [Hardware en geluiden].
Afhankelijk van de instellingen van het configuratiescherm, hoeft u deze stap niet uit te voeren.
Klik op [Scanners en camera's].
Het dialoogvenster [Scanners en camera's] verschijnt.
Selecteer dit apparaat en klik vervolgens op [Scanprofielen].
Het dialoogvenster [Scanprofielen] verschijnt.
Klik op [Toevoegen].
Het dialoogvenster [Nieuw profiel toevoegen] verschijnt.
Configureer de vereiste instellingen voor het profiel.
Voor details raadpleegt u "Items en instellingen scanprofiel".
Klik op [Profiel opslaan].
De scaninstellingen worden als nieuw profiel opgeslagen.
U kunt verschillende profielen registreren. Als verschillende profielen geregistreerd zijn, wordt het profiel toegepast dat als standaard gedefinieerd is in het dialoogvenster [Scanprofielen].
Gebruik één van de volgende procedures om een scanprofiel in te stellen als het standaardprofiel:
In het dialoogvenster [Scanprofielen] klikt u op het scanprofiel en klikt u vervolgens op [Als standaard instellen].
Als u een nieuw scanprofiel heeft gemaakt in het dialoogvenster [Nieuw profiel toevoegen], vinkt u het selectievakje [Dit profiel als standaard instellen] aan.