![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een SMB-map kunt registreren.
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Druk op [Systeeminstellingen].
Druk op [Beheerdertoepassingen].
Druk op [Adresboekmanagement].
Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is.
Selecteer de naam van de map die u wilt registreren.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Druk op [Verif. info] en vervolgens op [Volg.].
Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van "Mapverificatie".
Wanneer [Niet opgeven] wordt geselecteerd, zijn de SMB-gebruikersnaam en het SMB-wachtwoord dat u heeft opgegeven in "Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]" van de instellingen voor Bestandsoverdracht van toepassing.
Druk op [Wijzigen] onder "Log-in gebruikersnaam".
Voer de log-in gebruikersnaam van de bestemmingscomputer in en klik vervolgens op [OK].
Druk op [Wijzigen] onder "Log-in wachtwoord".
Geef het wachtwoord van de bestemmingscomputer op en druk vervolgens op [OK].
Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Map].
Controleer of [SMB] werd geselecteerd.
Om een map op te geven, kunt u handmatig het pad invoeren of de map vinden door door het netwerk te bladeren.
Druk op [Wijzigen] of [Blad. door netwerk] en specificeer vervolgens de map.
Als u een map wilt specificeren, voert u het pad met de hand in of kiest u het door in het netwerk te bladeren.
Raadpleeg "De SMB-map handmatig vinden" om het pad handmatig op te geven.
Voor meer informatie over hoe u het pad opgeeft met Bladeren door netwerk, raadpleegt u "De map opsporen met Bladeren door netwerk".
Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
Druk op [Afsluiten].
Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer het opnieuw.
Druk op [OK].
Druk op [Afsluiten].
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Zie "Namen registreren" om de naam te registreren.
U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam.
U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord.
U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens.
Als een service met betrekking tot beveiliging (zoals een firewall) op uw computer is ingeschakeld, kan het zijn dat u gescande bestanden niet in mappen kan opslaan. Als dit gebeurt, maak dan een uitzondering voor NetBIOS of het IP-adres van het apparaat in de firewallbeveiliging. Voor meer informatie over het instellen hiervan, raadpleegt u Windows Help of neemt u contact op met de verkoper van de (firewall)software.
Als gebruikersverificatie is opgegeven, neem dan contact op met uw beheerder.