![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Dit deel beschrijft hoe u het papierformaat in lade 1 4 kunt wijzigen.
De papierformaatinstelling wordt voor elke papierlade op dezelfde wijze gewijzigd.
In het volgende voorbeeld wordt de papierformaatinstelling van lade 2 veranderd.
Als een papierlade te ruw dicht geduwd wordt, kunnen de zijwanden van de lade van hun plaats raken.
Controleer of de rand van het papier aan de rechterzijde is uitgelijnd.
Wanneer u kleine hoeveelheden papier plaatst, moet u de zijafscheidingen niet te strak instellen omdat anders het papier niet goed wordt ingevoerd.
Controleer of het papier in de papierlade niet wordt gebruikt en trek de lade dan voorzichtig open tot deze stopt.
Verwijder het papier indien aanwezig.
Terwijl u op de vrijgavehendel drukt, schuift de eindgeleider naar buiten.
Druk de vrijgaveknop naar beneden.
Terwijl u op de vrijgavehendel drukt, schuiven de zijafscheidingen naar buiten.
Zorg dat het papier recht is en plaats het met de afdrukzijde naar boven.
Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering.
Terwijl u op de vrijgavehendel drukt, duwt u de zij- en eindafscheidingen goed tegen het papier aan.
Druk op de vergrendelknop.
Schuif de papierlade voorzichtig volledig naar binnen.
Controleer het papierformaat op het display.
Als u een papierformaat plaatst dat niet automatisch wordt geselecteerd, moet u het papierformaat via het bedieningspaneel opgeven. Voor meer informatie hierover zie "Veranderen in een formaat wat niet automatisch herkend wordt".
Voor informatie over en aanbevelingen voor enveloppen, raadpleegt u "Enveloppen".