![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Kopieert originelen en laat een bindmarge over.
Druk op [Bew./Stempel].
Zorg ervoor dat [Marge aanp.] geselecteerd is. Als [Marge aanp.] niet geselecteerd is, drukt u op [Marge aanp.].
Stel een bindmarge in voor de voorpagina's.
Stel een bindmarge in voor de achterpagina's. Druk vervolgens op [OK].
Als u geen marges hoeft in te stellen voor de achterzijden van de pagina's, drukt u op [OK].
Om de waarde die u heeft ingevoerd te wijzigen, drukt u op [], [
], [
] of [
] of drukt u op [Wissen] en voert u vervolgens een nieuwe waarde in.
Druk op [] en [
] om de boven- en ondermarge in te stellen. Druk op [
] en [
] om de linker- en rechtermarge in te stellen.
U kunt de bindmarge instellen tot 30 mm (1,2 inch) in stappen van 1 mm (0,1 inch).
Een marge aan de achterzijde van de pagina is geldig wanneer Duplex of Comb. 2-zijd. is geselecteerd.
U kunt de instellingen voor Marge aanpassing wijzigen onder Bewerken in Gebruikersinstellingen. Voor meer informatie over Bewerken, zie de paragraaf "Bewerken".
Als u een bindmarge instelt die te breed is, wordt een deel van de afbeelding mogelijk niet gekopieerd.
Wanneer u kopieën maakt in de modus Combineren, wordt de inbindmarge toegevoegd aan de kopieën, nadat het combineren is voltooid.