![]() ![]() | ![]() | ||
Instellingen voor de apparaatopties als bi-directionele communicatie is uitgeschakeld.
![]()
Onder Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2/2008, is printerbeheer vereist om de printereigenschappen te wijzigen in de map [Printers]. Log in als beheerder of als Powers Users-groepslid.
Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten].
Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven.
Wanneer u Windows 2000 gebruikt, gaat u in het [Start]-menu naar [Instellingen] en klikt u vervolgens op [Printers]. Het scherm [Printers] wordt weergegeven.
Als u met Windows Vista of Windows Server 2008 werkt, klikt u in het menu [Start] op [Configuratiescherm] en vervolgens op [Printers]. Het scherm [Printers] wordt weergegeven.
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.
Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Klik bij gebruik van Windows Vista met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Accessoires].
Als de opties op het tabblad [Accessoires] zijn uitgeschakeld, is de bi-directionele verbinding ingeschakeld. In dit geval is het niet nodig om de optie-instellingen te wijzigen.
Selecteer opties geïnstalleerd vanuit het gebied [Opties:] en geef vervolgens de benodigde instellingen op.
Selecteer de totale hoeveelheid geheugen in [Totaal geheugen:], wanneer de optionele SDRAM-module is geïnstalleerd.
Klik onder [Instellingen invoerlade:] op de lade die gebruikt moet worden en selecteer dan het juiste formaat, positie en soort voor de lade.
Klik op [OK] om het dialoogvenster met de eigenschappen van de printer te sluiten.