Koptekst overslaan
 

Instellingen die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma.

In dit gedeelte worden de instellingen beschreven die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma.

image

  1. Papierformaat

    Hiermee wordt het papierformaat opgegeven.

    • Documentomvang

      Hiermee wordt het papierformaat van het document dat u verzendt opgegeven. Als een papierformaat wordt opgegeven in het programma wordt deze instelling gebruikt. Anders wordt het opgegeven papierformaat gebruikt.

    • Verzendomvang

      Geeft het daadwerkelijke papierformaat weer van de fax die wordt verzonden. Het daadwerkelijke formaat van de fax is A4, als het formaat van het gefaxt document A3, B4 of kleiner dan A4 is. Documenten met het formaat A3/B4 worden automatisch verkleind tot de verzendomvang.

  2. Afdrukrichting

    Hiermee bepaalt u de afdrukstand van de pagina.

  3. Resolutie

    Hiermee wordt de resolutie opgegeven.

    • Standaard

      Deze optie selecteert u voor een document met tekens van een normale grootte.

    • Fijn

      Deze optie selecteert u voor een document met kleine letters.

    • Foto

      Selecteer deze optie als in het document afbeeldingen zijn opgenomen, zoals foto's of tekeningen met arcering.

  4. Info...

    Geeft de versie van het LAN-Faxondersteuningsprogramma weer.

  5. Herstellen stand.

    Hiermee herstelt u de standaardwaarden van de instellingen.

Opmerking

  • De geconfigureerde instellingen zijn alleen van toepassing op het huidige programma.