Koptekst overslaanafbeelding
HandleidingenInhoudVorigeVolgendeHelp

Wireless LAN

In dit gedeelte worden de gebruikerstools beschreven in het menu Wireless LAN onder Interface instellingen.

[Wireless LAN] wordt weergegeven wanneer op het apparaat de wireless LAN-interfacekaart is geïnstalleerd.

Maak alle instellingen tegelijkertijd.

Communicatiemodus

Geeft de communicatiemodus van de wireless LAN op.

De standaardinstelling is [Infrastructuur modus].

SSID-instelling

Geeft SSID op om het toegangspunt vast te leggen in [Infrastructuur modus] of 8[02.11 ad hoc modus].

De tekens die kunnen worden gebruikt zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes).

Als blanco is opgegeven in de [802.11 ad hoc modus], verschijnt "ASSID".

Ad-hoc Channel

Voer het kanaal in dat moet worden gebruikt wanneer [802.11 Ad hoc modus] werd geselecteerd. Stel het kanaal in dat overeenkomt met het type wireless LAN dat wordt gebruikt.

Er is keuze uit de volgende kanalen:

  • IEEE 802.11a/b/g Wireless LAN

    • Frequentiebereik:

      2400-2497 MHz ([1] - [13] kanalen)

      5150-5350 MHz ([36], [40], [44] en [48] kanalen)

  • IEEE 802.11b/g Wireless LAN

    • Frequentiebereik:

      2412-2462 MHz ([1] - [11] kanalen)

De standaardinstelling is [11].

Het kanaal dat wordt gebruikt, kan verschillen per land.

Beveiligingsmethode

Duidt de codering van de wireless LAN aan.

De standaardinstelling is [Uit].

Als u [WEP] selecteert, moet u altijd de [WEP]-sleutel invoeren. Als u [WPA] selecteert, geeft u de coderings- en verificatiemethode op.

Geef WPA op wanneer [Communicatiemodus] op [Infrastructuur modus] staat.

  • WEP

    Als u [WEP]selecteert, moet u de [WEP]-sleutel invoeren.

    Als u 64-bit WEP gebruikt, kunnen maximaal 10 tekens worden gebruikt voor hexadecimaal en maximaal vijf tekens voor ASCII. Als u 128-bit WEP gebruikt, kunnen maximaal 26 tekens worden gebruikt voor hexadecimaal en maximaal 13 tekens voor ASCII.

    Het aantal tekens dat kan worden ingevoerd, is beperkt tot 10 of 26 voor hexadecimaal en 5 of 13 voor ASCII.

  • WPA

    • WPA Coderingsmethode

      Selecteer [TKIP] of [CCMP (AES)].

    • WPA ver.methode

      Selecteer [WPA-PSK], [WPA], [WPA2-PSK] of [WPA2].

      Als u [WPA-PSK] of [WPA2-PSK] hebt geselecteerd, enter voert u de vooraf gedeelde sleutel ("PSK") met 8 - 63 tekens in ASCII-code.

      Wanneer [WPA] of [WPA2] wordt geselecteerd, zijn verificatie-instellingen en instellingen voor de certificaatinstallatie vereist. Raadpleeg "IEEE 802.1X (WPA/WPA2) configureren" voor meer informatie over instellingsmethoden.

Signaal wireless LAN

Bij gebruik van het apparaat in de infrastructuurmodus kunt u de radiogolvenstatus van het apparaat controleren met behulp van het bedieningspaneel.

Radiogolvenstatus wordt weergegeven als u drukt op [Signaal wireless LAN].

Fabrieksinstellingen herstellen

U kunt de wireless LAN-instellingen terugzetten naar hun standaardwaarden.

Verwijzing