In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een bestemming opgeeft met IP-Faxverzending.
Wanneer IP-Fax-verzending wordt gebruikt, geeft u de IP-Fax-bestemming (IP-adres, hostnaam of alias telefoonnummer) op in plaats van het faxnummer.
Geef vooraf het te gebruiken protocol op in [Select. Lijn]. Voor nadere details over het selecteren van een protocol, zie "De lijnpoort wijzigen".
Controleer of [Fax] is geselecteerd.
Druk op [Handm. inv.].
Voer de IP-Fax-bestemming in en druk vervolgens op [OK].
Als u een onjuist teken invoert, drukt u op [], [], [Backspace] of [All.verwijd.]. Voer vervolgens de juiste tekens in.
U kunt de IP-Fax-bestemming wijzigen nadat u op [OK] heeft gedrukt door op [Bew.best.] te drukken, de IP-Fax-bestemming opnieuw in te voeren en vervolgens op [OK] te drukken.
U kunt een bestemming toevoegen door op [Toev.] te drukken.
Geef de volgende bestemming op.
U kunt nog een bestemming toevoegen door stap 4 en 5 te herhalen.
Druk op het tabblad voor het verzendingstype om het type verzending te veranderen. U kunt hierbij kiezen uit Fax/IP-Fax, Internetfax, E-mail en Map.
Druk op de toets [Start].
Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat dit op in het geheugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren branden en start de verzending.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen verschijnt [Handm. inv.] wellicht niet en kunt u de IP-Fax-bestemming niet invoeren.
Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie "Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven".
Neem contact op met uw lokale dealer of een onderhoudstechnicus voor een lijst met gateways (compatibel met T.38), gatekeepers of SIP-servers waarvan gecertificeerd is dat ze met dit apparaat kunnen werken.
Methoden voor het invoeren van een bestemming variëren, afhankelijk van de door de beheerder ingevoerde netwerkinstellingen. Vraag de apparaatbeheerder om details. Voor nadere details over het invoeren van de IP-Fax-bestemming, zie “Wanneer u een gatekeeper-server of SIP-server gebruikt”.
Voor nadere details over tekstinvoer, zie Over dit apparaat.
Het menu Faxeigenschappen heeft een gebruikersparameter (schakelaar 17, bit 2) waarmee u het apparaaat zodanig kunt configureren dat de gebruiker op de toets [Toev.] moet drukken telkens wanneer hij of zij een bestemming opgeeft met de bestemmingstoets. Hiermee wordt voorkomen dat gebruikers per ongeluk documenten verzenden naar de verkeerde bestemming. Zie “Parameterinstellingen”.
Wanneer u op [Prg.Best.] drukt, kunt u een ingevoerde bestemming in de bestemmingslijst registreren. Voor nadere details over het opslaan van een bestemming die u heeft ingevoerd, zie "Ingevoerde bestemmingen registreren in Adresboek".
Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie "Maximum waarden".
Verwante onderwerpen
Wanneer u een gatekeeper-server of SIP-server gebruikt