![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Als u onder Windows XP Professional of Windows Server 2003 de printereigenschappen in de map [Printer] wilt wijzigen, moet u toegangsrechten voor Printerbeheer hebben; en onder Windows NT 4.0 of Windows Vista, toegangsrechten voor Volledige controle. Meld u aan bij de bestandsserver als beheerder of lid van de groep PowerUsers.
Ga naar het menu [Start] en wijs [Alle programma's], [DeskTopBinder] en [SmartDeviceMonitor for Client] aan en klik vervolgens op [Instelling afdrukserver].
Het dialoogvenster met de afdrukserverinstelling verschijnt.
Schakel het selectievakje [Afdrukken/gegevensverzending melden aan client-pc's] in en klik vervolgens op [OK].
Nadat de afdrukserverinstellingen zijn opgegeven, verschijnt een dialoogvenster. Bevestig de inhoud van het dialoogvenster en klik op [OK].
Klik op [Annuleren] om de procedure te onderbreken.
Er verschijnt een dialoogvenster met de clientinstellingen.
Klik op [OK].
De afdrukserverinstellingen zijn voltooid. Voor elke client moet zijn ingesteld dat een afdrukbericht wordt ontvangen.
Lopende afdruktaken beginnen weer bij het begin als de spooler kort heeft gepauzeerd.
Als de expansiefunctie niet gebruikt wordt, wordt de functie automatisch ingesteld als beschikbaar.
Meldt u zich aan onder een account zonder de rechten van een beheerder, dan wordt de klant mogelijk niet op de hoogte gebracht.
Zie de Printerhandleiding voor verdere informatie.