InhoudVorigeVolgende |
Volg de onderstaande procedure voor het wijzigen van de instellingen van SmartDeviceMonitor for Client, zoals TCP/IP-time-out, herstelafdrukken/parallel afdrukken en printergroepen.
Als u afdrukt via een print server die met behulp van de SmartDeviceMonitor-poort op de printer is aangesloten, kunt u vanaf de client de functies Herstelafdrukken en Parallel afdrukken niet gebruiken.
Windows 98:
Open het venster [Printers] vanuit het menu [Start].
Klik in het venster [Printers] op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Details] en klik vervolgens op [Poort configureren].
Het dialoogvenster [Poortconfiguratie] wordt weergegeven.
Windows 2000 / Windows NT 4.0:
Open het venster [Printers] vanuit het menu [Start].
Klik in het venster [Printers] op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Poorten] op [Poort configureren].
Het dialoogvenster [Poortinstellingen] wordt weergegeven.
Windows XP, Windows Server 2003:
In het menu [Start] wijst u naar [Instellingen] en vervolgens klikt u op [Printers en faxapparaten].
Klik in het venster [Printers] op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Details] en klik vervolgens op [Poort configureren].
Het dialoogvenster [Poortinstellingen] wordt weergegeven.
Voor TCP/IP kan een time-outinstelling worden geconfigureerd. Wanneer op het tabblad [Herstel-/parallel afdrukken] geen instellingen beschikbaar zijn, volgt u de onderstaande procedure.
Klik op [Annul.] om het dialoogvenster [Poortconfiguratie] te sluiten.
Start SmartDeviceMonitor for Client en klik vervolgens met de rechtermuisknop op het pictogram van SmartDeviceMonitor for Client op de taakbalk.
Klik op [Instellingen van uitgebreide functies] en schakel vervolgens het selectievakje [Herstelafdrukken/parallel afdrukken instellen voor elke poort] in.
Klik op [OK] om het dialoogvenster [Instellingen van uitgebreide functies] te sluiten.
Voor IPP kunt u de IPP-gebruikersinstellingen en de proxy- en time-outinstellingen invoeren.
Zie SmartDeviceMonitor for Client Help.
Raadpleeg de Help van SmartDeviceMonitor for Client voor meer informatie over deze instellingen.