Koptekst overslaan
 

De modus wijzigen door op een functietoets te drukken

U kunt tussen modi schakelen door op de functietoetsen bovenaan het scherm te drukken.

Genummerde afbeelding van het wijzigen van modus

  1. Functietoetsen

    U kunt de functietoetsen gebruiken wanneer [Functietoets] in Schermeigenschappen is ingeschakeld. Zie Apparaatbeheer.

    [Printerstatus], [Instellingen papierlade] en [Aanpassingsinstellingen voor operators] zijn vaste items en kunnen niet worden gewijzigd. Voor meer informatie over elke functie, zie Scherm [Printerstatus], Scherm [Instellingen papierlade] en Onderhoud en beheer.

    U kunt vaak gebruikte functies toewijzen aan de 6 overige toetsen rechts.

U kunt aan de functietoetsen veelgebruikte functies toewijzen door de volgende procedure te volgen:

1Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

2Druk op het pictogram [Gebruikersinstellingen] (Operation panel screen illustration).

3Druk op [Schermeigenschappen].

4Druk op [Apparaatinstellingen van scherm].

5Druk op [Functietoets-instellingen].

6Vink het selectievakje [Functietoets] aan.

7Selecteer tussen [Functietoets 1]-[Functietoets 6] waaraan u een functie wilt toewijzen.

8Druk op [Toegewezen functie].

9Selecteer in de lijst een functie die u wilt toewijzen.

10Druk op [Weergavenaam].

11Voer de functienaam in die op de toets moet verschijnen.

12Druk op [OK].

13Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

De functietoets wordt bovenaan het scherm weergegeven.