Koptekst overslaan
 

Uitgestelde afdruk

Het verzenden van een afdrukbestand dat wacht op afdrukken

1Klik op de menuknop van de toepassing die u gebruikt en klik vervolgens op [Afdrukken].

2Selecteer de printer die u wilt gebruiken.

3Klik op [Voorkeursinstellingen].

4Klik in de lijst "Taaksoort:" op [Uitgestelde afdruk].

5Klik op [Details...].

6Voer een gebruikers-ID in het venster "Gebruikers-ID invoeren:" in.

Het is mogelijk een bestandsnaam van een uitgestelde afdruktaak te bepalen.

7Om de afdruktijd van het document op te geven, selecteert u [Stel afdruktijd in] en geeft u het tijdstip op.

U kunt een tijd in 24-uursweergave opgeven.

8Klik op [OK].

9Wijzig indien nodig andere afdrukinstellingen.

10Klik op [OK].

11Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.

Opmerking

  • Als de opgegeven afdruktijd dicht bij de tijd van de klok van het apparaat ligt, kan het afdrukken meteen beginnen.

  • Als u het apparaat uitzet, start het afdrukken niet, zelfs niet als het de opgegeven afdruktijd is. Om een document af te drukken waarvan de opgegeven tijd al is verstreken, stelt u [Taken niet afgedrukt omdat app. uit was] in op [Afdr. indien app. aan] op het [Systeem]-tabblad onder [Printereigensch.]. Voor meer informatie, zie Voorbereiding.

  • Als er op het bedieningspaneel een foutmelding wordt weergegeven, wordt het afdrukken niet gestart, zelfs niet op de opgegeven afdruktijd is.

Een uitgesteld afdrukbestand afdrukken met behulp van het bedieningspaneel.

Belangrijk

  • Nadat het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd.

1Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

2Druk op het pictogram [Printer].

3Druk op het tabblad [Afdruktaken].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Uitgest. afdr.tk].

5Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken.

U kunt alle uitgestelde afdrukbestanden in één keer selecteren door na selectie van één bestand op [Select. alle tk. ] te drukken.

6Druk indien nodig op [Voorvertoning] om het afdrukbeeld van het document te controleren.

In het voorbeeldscherm wordt alleen de eerste pagina van het document weergegeven. Voorbeelden kunnen niet worden weergegeven als er meer dan een document wordt geselecteerd.

Druk op [Afsluiten] om het voorbeeldscherm te sluiten.

7Druk op [Afdrukken].

8Om afdrukinstellingen van het document te wijzigen, drukt u op [Gedetaill. instell.].

Voor meer informatie over de instellingen die kunnen worden geconfigureerd, zie Instellingen die op het bedieningspaneel geconfigureerd kunnen worden.

9Voer het aantal kopieën in met de cijfertoetsen en druk daarna op [Afdrukken].

10Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

Opmerking

  • Als u het aantal kopieën wijzigt als meerdere documenten worden geselecteerd, zal het nieuw gespecificeerde aantal kopieën worden afgedrukt voor alle geselecteerde documenten. Als u het aantal niet wijzigt, wordt het aantal kopieën dat is gedefinieerd tijdens het opslaan van de documenten afgedrukt voor elk document.

  • Als het afdrukken van een uitgesteld afdrukbestand op een bepaalde tijd gepland is en u wilt het bestand al eerder afdrukken, druk het document dan af via het bedieningspaneel.

  • Om het afdrukken te stoppen nadat u het afdrukken gestart heeft, drukt u op [Taak Reset] of de [Stop]-knop op het [Printer]-scherm. Het bestand wordt dan verwijderd.

  • U kunt een uitgestelde afdruktaak ook met Web Image Monitor afdrukken. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.

De afdruktijd van een uitgesteld afdrukbestand wijzigen

De afdruktijd van uitgestelde afdrukbestanden die op het apparaat zijn opgeslagen, kan met behulp van het bedieningspaneel worden gewijzigd. Het is ook mogelijk de afdruktijd van een uitgestelde afdruktaak in te stellen of te annuleren.

1Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

2Druk op het pictogram [Printer].

3Druk op het tabblad [Afdruktaken].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Uitgest. afdr.tk].

5Selecteer het uitgestelde afdrukbestand waarvan u de afdruktijd wilt wijzigen.

6Druk op [Stel afdruktijd in].

7Voer de afdruktijd in met de cijfertoetsen.

Als u de afdruktijd wilt annuleren, drukt u op [Annuleren].

8Druk op [OK] of [hekje].

9Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

Opmerking

  • U kunt de opgegeven afdruktijd voor een uitgesteld afdrukbestand ook wijzigen, toevoegen of annuleren met behulp van Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.

Uitgestelde afdruktaken verwijderen

1Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

2Druk op het pictogram [Printer].

3Druk op het tabblad [Afdruktaken].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Uitgest. afdr.tk].

5Selecteer de bestanden die u wilt verwijderen.

U kunt alle uitgestelde afdrukbestanden in één keer selecteren door na selectie van één bestand op [Select. alle tk. ] te drukken.

6Druk op [Verwijderen].

7Druk op [Ja].

8Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

Opmerking

  • U kunt een uitgestelde afdruktaak ook met Web Image Monitor verwijderen. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.