Het verzenden van een beveiligd afdrukbestand
Klik op de menuknop van de toepassing die u gebruikt en klik vervolgens op [Afdrukken].
Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
Klik op [Voorkeursinstellingen].
Klik in de lijst "Taaksoort:" op [Beveiligde afdruk].
Klik op [Details...].
Voer een gebruikers-ID in het venster "Gebruikers-ID invoeren:" in en voer een wachtwoord in het veld "Wachtwoord:" in.
Klik op [OK].
Wijzig indien nodig andere afdrukinstellingen.
Klik op [OK].
Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.
Een beveiligd bestand afdrukken door middel van het bedieningspaneel
![]()
Nadat het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd.
Druk op [Home] (
) onderaan in het midden van het scherm.
Druk op het pictogram [Printer].
Druk op het tabblad [Afdruktaken].

Druk op [Beveil. afdr.taak].
Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken.
U kunt alle beveiligde afdrukbestanden in één keer selecteren door na selectie van één bestand op [Select. alle tk. ] te drukken.
Druk indien nodig op [Voorvertoning] om het afdrukbeeld van het document te controleren.
Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
In het voorbeeldscherm wordt alleen de eerste pagina van het document weergegeven. Voorbeelden kunnen niet worden weergegeven als er meer dan een document wordt geselecteerd.
Druk op [Afsluiten] om het voorbeeldscherm te sluiten.
Druk op [Afdrukken].
Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Om afdrukinstellingen van het document te wijzigen, drukt u op [Gedetaill. instell.].
Voor meer informatie over de instellingen die kunnen worden geconfigureerd, zie Instellingen die op het bedieningspaneel geconfigureerd kunnen worden.
Voer het aantal kopieën in met de cijfertoetsen en druk daarna op [Afdrukken].
Druk op [Home] (
) onderaan in het midden van het scherm.
![]()
Als u meerdere afdrukbestanden heeft geselecteerd, drukt het apparaat de bestanden af die overeenkomen met het opgegeven wachtwoord. Het aantal bestanden dat moet worden afgedrukt, wordt weergegeven in het bevestigingsscherm.
Als u het aantal kopieën wijzigt als meerdere documenten worden geselecteerd, zal het nieuw gespecificeerde aantal kopieën worden afgedrukt voor alle geselecteerde documenten. Als u het aantal niet wijzigt, wordt het aantal kopieën dat is gedefinieerd tijdens het opslaan van de documenten afgedrukt voor elk document.
Om het afdrukken te stoppen nadat het afdrukken al is gestart, drukt u op [Taak reset] of de toets [Printer (klassiek)] op het scherm [Printer (klassiek)]. Het bestand wordt dan verwijderd.
U kunt een beveiligde afdruktaak ook met Web Image Monitor afdrukken. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.
Beveiligde afdrukbestanden verwijderen
Druk op [Home] (
) onderaan in het midden van het scherm.
Druk op het pictogram [Printer].
Druk op het tabblad [Afdruktaken].

Druk op [Beveil. afdr.taak].
Selecteer de bestanden die u wilt verwijderen.
U kunt alle beveiligde afdrukbestanden in één keer selecteren door na selectie van één bestand op [Select. alle tk. ] te drukken.
Druk op [Verwijderen].
Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [Ja].
Druk op [Home] (
) onderaan in het midden van het scherm.
![]()
Wanneer u meerdere afdrukbestanden heeft geselecteerd, verwijdert het apparaat de bestanden die overeenkomen met het opgegeven wachtwoord. Het aantal bestanden dat wordt verwijderd, wordt weergegeven in het bevestigingsscherm.
U kunt een beveiligde afdruktaak ook met Web Image Monitor verwijderen. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.