GebruikershandleidingIM C2000/C2500/C3000/C3500/C4500/C5500/C6000 series

Netwerk/Interface

In dit gedeelte worden de instellingen voor [Netwerk/Interface] onder [Systeeminstellingen] beschreven.

Overzicht van twee soorten instellingenschermen (Standaard/Klassiek)

Apparaat: Type LAN

Items

Omschrijving

Apparaat: Type LAN

Type LAN wordt weergegeven als de draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd. U kunt opgeven welke u gebruikt voor verbinding, bedraad LAN (Ethernet) of draadloos LAN.

  • Standaardinstelling: [Ethernet]

Draadloos LAN

Items

Omschrijving

Communicatiemodus

Geef de communicatiemodus van het draadloos LAN op. De volgende modi zijn mogelijk:

[802.11 Ad hoc modus]

[Infrastructuur-modus]

[Rechtstr. verbinding: Groepseigenaar modus]

[Rechtstr. verb.modus]

  • Standaardinstelling: [Infrastructuur modus]

De netwerkverbindingsmethode selecteren

Infrastructuurmodus

SSID-instelling

Geef SSID op wanneer [Communicatiemodus][Infrastructuur-modus] of [802.11 Ad hoc modus] is.

Bij [Infrastructuur-modus] voert u de SSID van het verbonden toegangspunt op. Bij [802.11 Ad hoc modus] is de ingevoerde SSID de naam van het ad-hocnetwerk.

De tekens die kunnen worden gebruikt, zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes) en die maken onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters.

Om verbinding te maken met het toegangspunt waartoe ELKE verbinding is toegestaan, voert u in het SSID-veld blanco of "ELK" in.

Beveiligingsmethode

Geef de codering van het draadloos LAN op. Als u wilt coderen, kiest u uit WEP, WPA2-PSK, of WPA2 als beveiligingsmethode. Als u WPA2 selecteert, installeert u de verificatiemethoden en het certificaat.

Zie "Security Reference" op onze website voor informatie over "Configuring IPsec Settings".

  • Standaardinstelling: [Uit]

Draadloos LAN signaal

Geef de radiogolfstatus van het apparaat weer wanneer het apparaat is verbonden door [Communicatiemodus] als [Infrastructuur-modus] op te geven. Als de radiogolf zwak is, wijzigt u het toegangspunt om verbinding te maken of de omgeving van het apparaat te herzien.

Rechtstr. verb.modus

Draadloos LAN: Directe verbinding

Geef aan of Rechtstreekse verbinding: Groepseigenaar modus op actief moet worden ingeschakeld via de widget Directe verbinding op het Home-scherm.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Vast SSID

Geef aan of SSID moet worden hersteld wanneer de rechtstreekse verbinding is ingesteld op actief.

  • Standaardinstelling: [Uit]

Instellingen rechtstreekse verbinding

Geef hier aan om vanaf het mobiele apparaat verbinding met het apparaat te maken.

Geef de apparaatnaam, het wachtwoord en het IPv4-adres van het apparaat op voor rechtstreekse verbinding.

802. 11 Ad-hoc modus

Ad-hoc kanaal

Geef het kanaal op dat moet worden gebruikt wanneer [Communicatiemodus][802.11 Ad hoc modus] is. Selecteer het kanaal afhankelijk van de radiogolfstatus.

  • Standaardinstelling: [11]

Draadloos LAN: Eenv. installatie/Rechtstr. verbinding

Geef hier Draadloos LAN: Eenv. installatie/Rechtstr. verbinding op om verbinding te maken met toegangspunt dat WPS-compatibel is. Druk op de knop van het toegangspunt of voer de pincode in die wordt weergegeven op het apparaat in het toegangspunt op de computer voor de verbinding.

  • Standaardinstelling: [Drukknop]

Fabrieksinstelling voor draadloos LAN herstellen

U kunt de draadloze LAN-instellingen terugzetten naar hun standaardwaarden.

IP-adres (IPv4)

Items

Omschrijving

IP-adres

Geef het IPv4-adres en subnet mask van het apparaat op. Het IPv4-adres van het apparaat kan met een adres worden opgegeven of automatisch van de DHCP-server worden overgenomen.

  • Standaardinstelling: [Autom. verkrijgen (DHCP)]

IPv4 Gateway-adres

Geef het IPv4-adres op van de router of hostcomputer die als gateway wordt gebruikt.

  • Standaardinstelling: 0.0.0.0

IP-adres (IPv6)

Items

Omschrijving

IP-adres

Toont het IPv6-adres van het apparaat.

  • Link lokaal adres

  • Handmatige adresconfiguratie

  • DHCPv6-adres

  • Staatloos adres 1-5

    De huidige waarde wanneer [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] wordt opgegeven als "Actief" wordt weergegeven.

IPv6 Gateway-adres

Toont het IPv6-gatewayadres van het apparaat.

IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie

Geef aan of het adres automatisch moet worden opgegeven met IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie.

  • Standaardinstelling: [Actief]

DHCPv6-configuratie

Geef de DHCPv6-modus of het adres van de DNS-server op.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Opmerking

  • We bevelen aan om uitsluitend één van de volgende instellingen aan te zetten: [IPv6 Gateway adres], [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] of [DHCPv6-configuratie]. Als u ze allemaal tegelijkertijd inschakelt, wordt het IPv6-gatewayadres automatisch gewijzigd.

  • Een automatisch opgehaald IPv6-gatewayadres kan via de router worden ingesteld of volgens de DHCPv6-serverinstellingen als een van de volgende instellingen is ingeschakeld:

    • Activeer [IPv6 Gateway adres] en ofwel [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] of [DHCPv6-configuratie].

    • Activeer tegelijkertijd [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] en [DHCPv6-configuratie].

DNS Configuratie

Items

Omschrijving

DNS Configuratie

Geef het IPv4-adres van de DNS-server op. Het IPv4-adres van de DNS-server kan door een adres worden opgegeven of automatisch van de DHCP-server worden overgenomen. U kunt de verbinding met de DNS-server bevestigen.

  • Standaardinstelling: [Autom. verkrijgen (DHCP)]

DDNS Configuratie

Items

Omschrijving

DDNS Configuratie

Geef aan of u de dynamische DNS-functie gebruikt.

  • Standaardinstelling: [Actief]

WINS configuratie

Items

Omschrijving

WINS configuratie

Geef aan of u de WINS-server wilt gebruiken.

Wanneer het IPv4-adres van het apparaat optioneel is opgegeven, geeft u de primaire en secundaire WIN-serveradressen en het bereik-ID op.

Geef niet "255.255.255.255" op als het adres van de WINS-server.

  • Standaardinstelling: [Aan]

Apparaatnaam

Items

Omschrijving

Apparaatnaam

Voer de apparaatnaam in met maximaal 31 tekens. Wanneer u het apparaat beheert met Web Image Monitor of apparaatbeheersoftware, wordt dit weergegeven als "Apparaatnaam".

Hostnaam

Items

Omschrijving

Hostnaam

Hier kunt u de hostnaam opgeven. Als u de naam niet opgeeft, wordt de tekst die begint met RNP automatisch ingesteld.

Voer de hostnaam in met maximaal 63 tekens. U kunt geen hostnaam invoeren die begint met "RNP" of "rnp".

U kunt geen hostnaam invoeren die met een koppelteken begint of eindigt. U kunt geen hostnaam invoeren waarin meerdere koppeltekens achter elkaar staan.

  • Standaardinstelling: [RNPXXXXX]

    MAC-adres van de Ethernet-interface wordt gebruikt voor XXXXX.)

Configuratie domeinnaam

Items

Omschrijving

Configuratie domeinnaam

Geef de domeinnaam op. Haal de domeinnaam automatisch op bij de DHCP-server of voer de domeinnaam van maximaal 63 tekens in.

Ethernetsnelheid

Items

Omschrijving

Ethernetsnelheid

Geef de toegangssnelheid op tussen het apparaat en de netwerkapparaten. Wanneer de communicatie onstabiel is, stelt u de verzendsnelheid in op 10 Mbps of 100 Mbps. Wanneer u in dit geval Full Duplex opgeeft, geeft u dezelfde verzendsnelheid op van het verbonden apparaat als van het apparaat.

  • Standaardinstelling: [Autom. sel.]: [1Gbps uitschak]

Actief protocol

Items

Omschrijving

Actief protocol

Hier kunt u de protocollen selecteren die in het netwerk moeten worden gebruikt.

  • Standaard

    IPv4: [Actief]

    IPv6: [Inactief]

    SMB: [Actief]

    @Remote service: [Actief]

    Firmware-update (IPv4): [Actief]

    Firmware-update (IPv6): [Actief]

Optioneel netwerk

Items

Omschrijving

Optioneel netwerk

Specificeer het IP-adres, het poortadres, de Ethernetsnelheid en andere instellingen van de optionele apparaatserver.

Uitgebreide interface

Items

Omschrijving

Uitgebreide interface

De toepassing voor het configureren van de instellingen voor het verbinden met een ander netwerk start.

SMB

Items

Omschrijving

SMB Computernaam

Hier kunt u de SMB-computernaam opgeven. Als u de naam niet opgeeft, wordt de tekst die begint met "RNP" automatisch ingesteld.

Voer de naam in met maximaal 15 tekens. U kunt geen tekst opgeven die begint met RNP. "*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd.

SMB Werkgroep

Hier kunt u de naam van de SMB-werkgroep opgeven. Voer de groepnaam in met maximaal 15 tekens. "*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd.

  • Standaardinstelling: [WERKGROEP]

Geavanceerde instellingen SMB-client

Selecteer het poortnummer vanaf 139 of 445 voor de SMB-gegevensoverdracht. U kunt ook aangeven of de SMBv2/v3-verzending als inactief moet worden opgegeven. Als SMBv2/v3 inactief is, wordt de verzending uitgevoerd met SMBv1.

  • Standaard

    • Poortnummer: [445]

    • SMBv2/SMBv3: [Actief]

SNMP V3 communicatie toestaan

Items

Omschrijving

SNMP V3 communicatie toestaan

Geef de communicatie van het SNMPv3-protocol aan, of dat alleen de gecodeerde communicatie, of de gecodeerde en communicatie met niet-versleutelde tekst moet worden gebruikt volgens de instellingen van het apparaat.

Wanneer u [Alleen codering] opgeeft, moet u voor de beheerder [Coderingswachtwoord] instellen via [Systeeminstellingen][Instellingen voor beheerder][Verificatie/Kosten][Beheerdersverif./Verif. gebruik.beheerder/Verif. toepas.beheerder][Beheerder registreren/wijzigen]

  • Standaardinstelling: [Codering/Cleartext ]

IEEE 802.1X-verificatie

Items

Omschrijving

IEEE 802. 1X verificatie voor Ethernet

Geef aan wanneer u de IEEE 802.1X-verificatie voor ethernet gebruikt.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Zie "Security Reference" op onze website voor informatie over "Configuring IPsec Settings".

Herstel IEEE 802.1X verificatie naar de standaarden

Zet de instellingen terug naar hun standaardwaarden wanneer het apparaat niet met de IEEE 802.1X-verificatie kan worden verbonden.

Zie "Security Reference" op onze website voor informatie over "Configuring IPsec Settings".

Communicatiebeveiliging

Items

Omschrijving

SSL / TLS communicatie toestaan

Geef de communicatie van het SNMPv3-protocol aan, of dat de gecodeerde communicatie van SSL/TLS, of gecodeerde en communicatie met niet-versleutelde tekst moet worden gebruikt volgens de instellingen van het apparaat.

Wanneer u [Alleen cijfertekst] opgeeft, moet u het servercertificaat voor het apparaat installeren.

  • Standaardinstelling: [Cf.tkst/Cleartext ]

IPsec

Geef aan of de IP-sec van het apparaat moet worden gebruikt.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Zie "Security Reference" op onze website voor informatie over "Configuring IPsec Settings".

Bedieningspaneel: LAN-type

Items

Omschrijving

Bedieningspaneel: LAN-type

Geef het interfacenetwerk op voor het verbinden van het mobiele apparaat in de Wi-Fi Direct-modus, Wi-Fi-interface op het bedieningspaneel of netwerkinterface aan de achterkant van het apparaat.

Wijzig de netwerkinstellingen aan de achterkant van het apparaat via [Systeeminstellingen][Netwerk/Interface][Apparaat: Type LAN].

  • Standaardinstelling: [Apparaatnetwerk]

Bedieningspaneel: Poorttoewijzing

Items

Omschrijving

Bedieningspaneel: Poorttoewijzing

Geef aan of de Wi-Fi-interfacegegevens op het bedieningspaneel moeten worden doorgestuurd naar de netwerkinterface aan de achterkant van het apparaat.

Neem contact op met uw verkoop- of onderhoudsvertegenwoordiger om deze functie te gebruiken.

  • Standaardinstelling: [Actief]

Bedieningspaneel: Draadloze LAN-instellingen

Items

Omschrijving

Wi-Fi

Geef aan of de Wi-Fi-interface op het bedieningspaneel moet worden ingeschakeld.

Wanneer deze is ingesteld op "AAN", wordt het gedetecteerde Wi-Fi-netwerk weergegeven. Selecteer het verbonden netwerk en voer het wachtwoord in.

Wanneer het Wi-Fi-netwerk dat waarmee u wilt verbinden niet wordt weergegeven, drukt u op [+], en geeft u [Network Name], [Beveiliging] of [Wachtwoord] op.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Wireless Direct

Deze instelling is voor het aansluiten van een computer of mobiel apparaat (client) op het apparaat via geen toegangspunt. Geef de Wi-Fi Direct-bedieningsmodus en het verbindingswachtwoord op.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Vanaf een mobiel apparaat verbinding maken met het apparaat via de functie Wi-Fi Direct

Op het scherm [Wireless Direct-instellingen] staan de volgende instellingsitems:

Groepseigenaarmodus

Wanneer u Groepseigenaar-modus instelt op AAN, functioneert het apparaat als een toegangspunt en kan het door meerdere clients worden gedetecteerd. Als u UIT instelt, is het apparaat verbonden met één client.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Apparaatnaam

De naam van het apparaat dat wordt weergegeven op het clientscherm.

Verbindingswachtwoord

Geef het wachtwoord op om de client met het apparaat te verbinden.

Geavanceerde instellingen

IP-adres DHCP-server

Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. Wanneer [Wireless Direct] is ingesteld op AAN, functioneert het bedieningspaneel als DHCP-server. Geef het IP-adres van het bedieningspaneel op.

IP-adresbereik DHCP

Geef het bereik op van IP-adressen die aan de clients zijn toegewezen. Het IP-adres dat aan de client is toegewezen is gedurende één uur van kracht.

Kanaal

Geef het kanaal op voor verbinding met de client van 1 tot 11.

  • Standaardinstelling: [6]

SSID-header

Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT.

Geef aan of de koptekst van de draadloze directe netwerknaam (SSID) als "DIRECT-zV-" moet worden ingesteld. Als deze instelling is uitgeschakeld, worden de twee tekens tussen "-" willekeurig geselecteerd.

  • Standaardinstelling: [[AAN]]

Available Devices

Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. De verbonden clientnaam wordt weergegeven. Wanneer u op de naam van de client drukt, wordt de verbinding verbroken.

Herinnerde groepen

Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. De geschiedenis van de draadloze directe verbinding wordt weergegeven. Wanneer u op de verbindingsnaam drukt, wordt de verbinding opgehaald.

Bedieningspaneel: Proxyinstellingen

Items

Omschrijving

Proxy gebruiken

Geeft aan of het bedieningspaneel gebruikmaakt van een proxyserver voor communicatie.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Geavanceerde instellingen

Proxyadres

Geef het IP-adres van de proxyserver hier op.

Poortnummer

Geef hier het poortnummer op voor communicatie met de proxyserver.

Verificatie inschakelen

Geef aan of er gebruik moet worden gemaakt van proxyverificatie.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Log-in gebruikersnaam (optie)

Voer de log-ingebruikersnaam in voor de proxyserver.

Log-in wachtwoord (optie)

Geef het wachtwoord op voor inloggen bij de proxyserver.

Proxy-uitzonderingen

Geef de adressen op die uitzonderingen zijn, wanneer u de proxyserver niet gebruikt.

Bluetooth

Items

Omschrijving

Bluetooth

Geef aan of de Bluetooth-interface op het bedieningspaneel moet worden geactiveerd.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Instellingen naam en vindbaarheid

U kunt de naam van het apparaat en de instellingen voor vindbaarheid instellen. De naam van het apparaat dat wordt weergegeven op het clientscherm.

Software-instellingen externe interface

Items

Omschrijving

Software-instellingen externe interface

Geef aan of de Bluetooth-verbinding met de IC-kaartlezer of het mobiele apparaat moet worden gebruikt voor verificatie. Wanneer u de IC-kaartlezer gebruikt, kunt u het type selecteren (USB of NFC).

  • Standaardinstelling: [Niet gebruiken]

Ping opdracht

Items

Omschrijving

Ping opdracht

Controleer of het apparaat met het netwerk kan worden verbonden. Geef het IPv4-adres op van het apparaat dat met het netwerk is verbonden en druk vervolgens op [Pingopdracht]. Een bericht om aan te geven of de verbinding is gelukt, wordt op het scherm weergegeven.

Lijst afdrukken

Items

Omschrijving

Lijst afdrukken

Drukt de netwerkinstellingen af.

Parallelle interface

Items

Omschrijving

Parallelle tijdsinstelling

Geef hier de tijd op voor het controlesignaal van de parallelle interface.

  • Standaardinstelling: [ACK buitenzijde]

Parallelle communicatiesnelheid

Geef hier de communicatiesnelheid voor de parallelle interface op.

  • Standaardinstelling: [Hoge snelheid]

Geselecteerd statussignaal

Geef het niveau voor het geselecteerde signaal van de parallelle interface op.

  • Standaardinstelling: [Hoog]

Invoeraccent

Geef hier aan of het invoersignaal bij ontvangst moet worden ingeschakeld.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Bidirectionele communicatie

Geef de antwoordmodus van het apparaat op een statusverzoek op vanaf de computer.

  • Standaardinstelling: [Aan]

Signaalcontrole

Geef op hoe fouten die optreden tijdens afdrukbewerkingen moeten worden afgehandeld. Normaal hoeft u dit niet te wijzigen. Wanneer u [Printerprioriteit] opgeeft, wordt de fout als zodanig naar de computer verzonden.

  • Standaardinstelling: [Prior. taakacceptatie]

USB-poort

Items

Omschrijving

USB-poort

Geef aan of u de usb-poort wilt gebruiken.

pictogram Regio A (voornamelijk Europa)

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Regio B pictogram (voornamelijk in Noord-Amerika)

  • Standaardinstelling: [Actief]

pictogram Regio A (voornamelijk Azië)

  • Standaardinstelling: [Actief]

USB snelheid

Items

Omschrijving

USB snelheid

Geef hier de USB-snelheid op. U kunt kiezen tussen [Autom. selecteren] of [Volle snelheid].

  • Standaardinstelling: [Automatisch selecteren]

Time-outperiode DIPRINT

Items

Omschrijving

Time-outperiode DIPRINT

Geef hier de time-outtijd op voor DIPRINT-afdrukken.

  • Standaardinstelling: [60 seconde(n)]

Instructiescherm Niet-verbonden netwerk

Items

Omschrijving

Instructiescherm Niet-verbonden netwerk

Geef aan of het instructievenster weergegeven moet worden als het apparaat niet op het netwerk is aangesloten.

  • Standaardinstelling: [Weergeven]