Draadloos en netwerken
In deze sectie worden de instellingen in het menu [Wireless & networks] onder [Schermeigenschappen].
Overzicht van twee soorten instellingenschermen (Standaard/Klassiek)
Interface-instellingen (Draadloos en netwerken)
In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Interface-instellingen] onder [Draadloos & netwerken] beschreven.
Items | Omschrijving |
|---|---|
Interface instellingen | Geef het interfacenetwerk op voor het verbinden van het mobiele apparaat in de Wi-Fi Direct-modus, Wi-Fi-interface op het bedieningspaneel of netwerkinterface aan de achterkant van het apparaat. Wijzig de netwerkinstellingen aan de achterkant van het apparaat via [Machine Features Settings] het tabblad
|
Wi-Fi
In dit gedeelte worden de instellingen in het [WiFi] menu onder [Draadloze & netwerken] beschreven.
Items | Omschrijving |
|---|---|
Wi-Fi | Geef aan of de Wi-Fi-interface op het bedieningspaneel moet worden ingeschakeld. Wanneer deze is ingesteld op "AAN", wordt het gedetecteerde Wi-Fi-netwerk weergegeven. Selecteer het verbonden netwerk en voer het wachtwoord in. Wanneer het Wi-Fi-netwerk dat waarmee u wilt verbinden niet wordt weergegeven, drukt u op [+], en geeft u [Network Name], [Beveiliging] of [Wachtwoord] op.
|
Wireless Direct-instellingen
In dit gedeelte worden de instellingen in het [Wireless Direct-instellingen] menu onder [Draadloze & netwerken] beschreven.
Items | Omschrijving |
|---|---|
Wireless Direct-instellingen | Deze instelling is voor het aansluiten van een computer of mobiel apparaat (client) op het apparaat via geen toegangspunt. Geef de Wi-Fi Direct-bedieningsmodus en het verbindingswachtwoord op.
Vanaf een mobiel apparaat verbinding maken met het apparaat via de functie Wi-Fi Direct Op het scherm [Wireless Direct-instellingen] staan de volgende instellingsitems: |
Apparaatnaam | De naam van het apparaat dat wordt weergegeven op het clientscherm. U kunt de naam wijzigen door op [Apparaat hernoemen] te drukken. |
Groepseigenaarmodus | Wanneer u Groepseigenaar-modus instelt op AAN, functioneert het apparaat als een toegangspunt en kan het door meerdere clients worden gedetecteerd. Als u UIT instelt, is het apparaat verbonden met één client.
|
Verbindingswachtwoord | Geef het wachtwoord op om de client met het apparaat te verbinden. |
IP-adres DHCP-server | Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. Wanneer [Wireless Direct-instellingen] is ingesteld op AAN, functioneert het bedieningspaneel als DHCP-server. Geef het IP-adres van het bedieningspaneel op. |
IP-adresbereik DHCP | Geef het bereik op van IP-adressen die aan de clients zijn toegewezen. Het IP-adres dat aan de client is toegewezen is gedurende één uur van kracht. |
Kanaal selecteren | Geef het kanaal op voor verbinding met de client van 1 tot 11.
|
Vast SSID | Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. Geef aan of de koptekst van de draadloze directe netwerknaam (SSID) als "DIRECT-zV-" moet worden ingesteld. Als deze instelling is uitgeschakeld, worden de twee tekens tussen "-" willekeurig geselecteerd.
|
GELIJKE APPARATEN ONTHOUDEN GROEPEN | Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. De verbonden clientnaam wordt weergegeven. Wanneer u op de naam van de client drukt, wordt de verbinding verbroken. |
ONTHOUDEN GROEPEN | Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. De geschiedenis van de draadloze directe verbinding wordt weergegeven. Wanneer u op de verbindingsnaam drukt, wordt de verbinding opgehaald. |
Bluetooth
Dit gedeelte omschrijft de instellingen in het [Bluetooth] menu onder [Draadloos & netwerken].
Items | Omschrijving |
|---|---|
Bluetooth | Geef aan of de Bluetooth-interface op het bedieningspaneel moet worden geactiveerd.
|
Beschikbare apparaten | Geef de lijst met gedetecteerde Bluetooth-apparaten weer. Wanneer u op de apparaatnaam drukt, wordt het apparaat verbonden. |
Gekoppelde apparaten | Geef de Bluetooth-apparaten met de verbindingsgeschiedenis weer. Wanneer u op de apparaatnaam drukt, wordt het apparaat opnieuw verbonden. |
Proxy-instellingen
In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Proxyinstellingen] onder [Draadloos & netwerken] beschreven.
Items | Omschrijving |
|---|---|
Proxy gebruiken | Geeft aan of het bedieningspaneel gebruikmaakt van een proxyserver voor communicatie.
|
Proxyadres | Geef het IP-adres van de proxyserver hier op. |
Poortnummer | Geef hier het poortnummer op voor communicatie met de proxyserver. |
Proxy-uitzonderingen | Geef de adressen op die uitzonderingen zijn, wanneer u de proxyserver niet gebruikt. |
Verificatie inschakelen | Geef aan of er gebruik moet worden gemaakt van proxyverificatie.
|
Log-in gebruikersnaam (optie) | Voer de log-ingebruikersnaam in voor de proxyserver. |
Log-in wachtwoord (optie) | Geef het wachtwoord op voor inloggen bij de proxyserver. |
Poorttoewijzing apparaat
In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Poorttoewijzing voor apparaat] onder [Wireless & networks] beschreven.
Items | Omschrijving |
|---|---|
Instellingen poorttoewijzing | Geef aan of de Wi-Fi-interfacegegevens op het bedieningspaneel moeten worden doorgestuurd naar de netwerkinterface aan de achterkant van het apparaat. Neem contact op met uw verkoop- of onderhoudsvertegenwoordiger om deze functie te gebruiken.
|
