GebruikershandleidingIM C2000/C2500/C3000/C3500/C4500/C5500/C6000 series

Draadloos en netwerken

In deze sectie worden de instellingen in het menu [Wireless & networks] onder [Schermeigenschappen].

Overzicht van twee soorten instellingenschermen (Standaard/Klassiek)

Interface-instellingen (Draadloos en netwerken)

In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Interface-instellingen] onder [Draadloos & netwerken] beschreven.

Items

Omschrijving

Interface instellingen

Geef het interfacenetwerk op voor het verbinden van het mobiele apparaat in de Wi-Fi Direct-modus, Wi-Fi-interface op het bedieningspaneel of netwerkinterface aan de achterkant van het apparaat.

Wijzig de netwerkinstellingen aan de achterkant van het apparaat via [Machine Features Settings] het tabblad [Interface-instellingen].

  • Standaardinstelling: [Apparaatnetwerk]

Wi-Fi

In dit gedeelte worden de instellingen in het [WiFi] menu onder [Draadloze & netwerken] beschreven.

Items

Omschrijving

Wi-Fi

Geef aan of de Wi-Fi-interface op het bedieningspaneel moet worden ingeschakeld.

Wanneer deze is ingesteld op "AAN", wordt het gedetecteerde Wi-Fi-netwerk weergegeven. Selecteer het verbonden netwerk en voer het wachtwoord in.

Wanneer het Wi-Fi-netwerk dat waarmee u wilt verbinden niet wordt weergegeven, drukt u op [+], en geeft u [Network Name], [Beveiliging] of [Wachtwoord] op.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Wireless Direct-instellingen

In dit gedeelte worden de instellingen in het [Wireless Direct-instellingen] menu onder [Draadloze & netwerken] beschreven.

Items

Omschrijving

Wireless Direct-instellingen

Deze instelling is voor het aansluiten van een computer of mobiel apparaat (client) op het apparaat via geen toegangspunt. Geef de Wi-Fi Direct-bedieningsmodus en het verbindingswachtwoord op.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Vanaf een mobiel apparaat verbinding maken met het apparaat via de functie Wi-Fi Direct

Op het scherm [Wireless Direct-instellingen] staan de volgende instellingsitems:

Apparaatnaam

De naam van het apparaat dat wordt weergegeven op het clientscherm. U kunt de naam wijzigen door op [Apparaat hernoemen] te drukken.

Groepseigenaarmodus

Wanneer u Groepseigenaar-modus instelt op AAN, functioneert het apparaat als een toegangspunt en kan het door meerdere clients worden gedetecteerd. Als u UIT instelt, is het apparaat verbonden met één client.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Verbindingswachtwoord

Geef het wachtwoord op om de client met het apparaat te verbinden.

IP-adres DHCP-server

Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. Wanneer [Wireless Direct-instellingen] is ingesteld op AAN, functioneert het bedieningspaneel als DHCP-server. Geef het IP-adres van het bedieningspaneel op.

IP-adresbereik DHCP

Geef het bereik op van IP-adressen die aan de clients zijn toegewezen. Het IP-adres dat aan de client is toegewezen is gedurende één uur van kracht.

Kanaal selecteren

Geef het kanaal op voor verbinding met de client van 1 tot 11.

  • Standaardinstelling: [6]

Vast SSID

Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT.

Geef aan of de koptekst van de draadloze directe netwerknaam (SSID) als "DIRECT-zV-" moet worden ingesteld. Als deze instelling is uitgeschakeld, worden de twee tekens tussen "-" willekeurig geselecteerd.

  • Standaardinstelling: [[AAN]]

GELIJKE APPARATEN ONTHOUDEN GROEPEN

Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. De verbonden clientnaam wordt weergegeven. Wanneer u op de naam van de client drukt, wordt de verbinding verbroken.

ONTHOUDEN GROEPEN

Geef op wanneer [Groepseigenaarmodus] is ingesteld op UIT. De geschiedenis van de draadloze directe verbinding wordt weergegeven. Wanneer u op de verbindingsnaam drukt, wordt de verbinding opgehaald.

Bluetooth

Dit gedeelte omschrijft de instellingen in het [Bluetooth] menu onder [Draadloos & netwerken].

Items

Omschrijving

Bluetooth

Geef aan of de Bluetooth-interface op het bedieningspaneel moet worden geactiveerd.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Beschikbare apparaten

Geef de lijst met gedetecteerde Bluetooth-apparaten weer. Wanneer u op de apparaatnaam drukt, wordt het apparaat verbonden.

Gekoppelde apparaten

Geef de Bluetooth-apparaten met de verbindingsgeschiedenis weer. Wanneer u op de apparaatnaam drukt, wordt het apparaat opnieuw verbonden.

Proxy-instellingen

In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Proxyinstellingen] onder [Draadloos & netwerken] beschreven.

Items

Omschrijving

Proxy gebruiken

Geeft aan of het bedieningspaneel gebruikmaakt van een proxyserver voor communicatie.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Proxyadres

Geef het IP-adres van de proxyserver hier op.

Poortnummer

Geef hier het poortnummer op voor communicatie met de proxyserver.

Proxy-uitzonderingen

Geef de adressen op die uitzonderingen zijn, wanneer u de proxyserver niet gebruikt.

Verificatie inschakelen

Geef aan of er gebruik moet worden gemaakt van proxyverificatie.

  • Standaardinstelling: [UIT]

Log-in gebruikersnaam (optie)

Voer de log-ingebruikersnaam in voor de proxyserver.

Log-in wachtwoord (optie)

Geef het wachtwoord op voor inloggen bij de proxyserver.

Poorttoewijzing apparaat

In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Poorttoewijzing voor apparaat] onder [Wireless & networks] beschreven.

Items

Omschrijving

Instellingen poorttoewijzing

Geef aan of de Wi-Fi-interfacegegevens op het bedieningspaneel moeten worden doorgestuurd naar de netwerkinterface aan de achterkant van het apparaat.

Neem contact op met uw verkoop- of onderhoudsvertegenwoordiger om deze functie te gebruiken.

  • Standaardinstelling: [Aan]