Druk vanaf de meegeleverde CD het bestand af van het formaat dat overeen komt met de afmeting van het papier waarvoor de beeldpositie moet worden aangepast. Druk het formaat continu af op beide zijden van 10 vellen.
Controleer, met gebruik van het 6e vel onder de geprinte kopieën, of er foutieve uitlijning optreedt op de voorzijde en de achterzijde van het papier.
Controleer bij het gebruik van dun papier de foutieve uitlijning door middel van door het papier heen te kijken.
Wanneer er dik papier wordt gebruikt of papier waar niet doorheen kan worden gekeken, doorboort u het papier met iets dergelijks als een priem en controleer de foutieve uitlijning.
Na het aanpassen van de positie, selecteert u 1245: [Wismarge] en zet u de waarden terug in de instellingen die volgen naar de waarden die u hebt gezien in Voorbereiding.
[Bovenrand]
[Onderrand]
