![]()
Voor meer informatie over welke papierformaten en -typen in welke laden kunnen worden geplaatst, zie Papierformaatspecificaties en Specificaties papiertype.
Controleer of de stapel papier niet hoger is dan de limietmarkering. Het plaatsen van te veel papier kan papierstoringen veroorzaken.
Meng verschillende soorten papier niet.
Geef na het plaatsen van het papier het papierformaat en -type aan met het bedieningspaneel. Wanneer u een document afdrukt, moet u in het printerstuurprogramma de papiersoort en het papiertype opgeven die u ook via het bedieningspaneel heeft ingesteld.
Als u etikettenpapier plaatst, doe dit dan met één vel per keer.
Laad bij het printen op papier dat langer is dan A4
alleen één vel papier tegelijkertijd in de handinvoerlade en houd het papier zo dat het juist wordt ingevoerd. Zorg er ook voor dat u van te voren de afdrukkwaliteit controleert van de soort papier die u wilt gebruiken. Hoe het papier wordt ingevoerd of wat de resulterende afdrukkwaliteit zal zijn is afhankelijk van de soort of dikte van het papier.
Trek de lade open terwijl u de openingshendel bovenaan de handinvoer ingedrukt houdt.

Trek het verlengstuk naar buiten en plaats het papier dat groter is dan A4
of 81/2 × 11
.

Schuif de zijgeleiders naar buiten tot deze niet verder kunnen en plaats papier met de afdrukzijde omlaag.

Pas de zijgeleiders aan de papierbreedte aan.

![]()
Het wordt aanbevolen bij het gebruik van de handinvoer de papierrichting in te stellen op
.
Briefpapier moet in een specifieke richting worden geplaatst. Voor meer informatie, zie Papier met vaste afdrukrichting of dubbelzijdig papier plaatsen.
U kunt enveloppen in de handinvoer plaatsen. Enveloppen moeten in een specifieke richting worden geplaatst. Voor meer informatie, zie Enveloppen plaatsen.