In het volgende voorbeeld wordt papier in lade 1 geplaatst.
![]()
|
![]()
Wanneer u papier plaatst, trekt u de papierlade volledig uit de printer en plaatst u de stapel papier recht in de lade. Wanneer u het papier diagonaal naar beneden legt, kan dit leiden tot een storing in de printer.
Voor meer informatie over welke papierformaten en -typen in welke laden kunnen worden geplaatst, zie Papierformaatspecificaties en Specificaties papiertype.
Selecteer het juiste papierformaat en invoerrichting met behulp van de papierformaatknop op de lade. Anders kan de printer beschadigd raken of kunnen er afdrukproblemen ontstaan.
Als u een ander papierformaat en invoerrichting wilt gebruiken dan is aangegeven op de papierformaatknop, stel de knop dan in op "
" en stel het papierformaat in met behulp van het bedieningspaneel.
Zorg dat de stapel papier niet hoger is dan de bovenste limietmarkering in de papierlade. Het plaatsen van te veel papier kan papierstoringen veroorzaken.
Als er vaak papierstoringen optreden, draai de stapel papier dan om en plaats de stapel terug in de lade.
Plaats niet verschillende papiersoorten in één en dezelfde lade.
Geef na het plaatsen het papierformaat op met behulp van het bedieningspaneel of de papierformaatknop. Geef het papiertype met behulp van het bedieningspaneel op. Wanneer u een document afdrukt, moet u in het printerstuurprogramma de papiersoort en het papiertype opgeven die u ook via het bedieningspaneel heeft ingesteld.
Verplaats de zijgeleider en eindgeleider voorzichtig. Gebruik hiervoor geen brute kracht. Dit kan de lade beschadigen.
Schuif de papierlade niet met brute kracht naar binnen wanneer u de gevulde lade in de printer schuift. Anders kunnen de zij- en eindgeleiders of de papiergeleider van de handinvoerlade verschuiven.
Als u etikettenpapier plaatst, doe dit dan met één vel per keer.
Trek de papierlade voorzichtig uit. Stel de papierformaatknop in op basis van het papierformaat en de richting van het papier in de lade.
Lade 1

Lade 2

Trek de lade voorzichtig naar buiten tot hij stopt, til de voorzijde van de lade op en trek hem dan uit de printer.

Plaats de lade op een vlak oppervlak.
Knijp in de klem van de zijgeleider en schuif deze tot het gewenste papierformaat.

Knijp in de eindgeleider en schuif deze naar binnen tot het standaardformaat.

Wanneer u papier in lade 1 plaatst, verschuift u de twee schuiven onderin de lade in overeenstemming met de dikte van het papier.

Als het papier 164 g/m2 of dikker is, schuif dan beide zijgeleiders naar de achterste (dikke) positie. Als het papier lichter is dan 163 g/m2, schuif dan beide geleiders naar de voorste (dunne) positie.
Leg het papier recht in de papierbronlade met de te bedrukken zijde naar boven.

Zorg dat het papier niet hoger wordt gestapeld dan de bovenste limietmarkering (bovenste lijn) binnen in de lade.

Plaats het papier niet diagonaal naar beneden, zoals in onderstaande afbeelding. Doet u dit wel, dan kan dit storingen in de printer veroorzaken.

Schuif de papiergeleiders tegen het papier zodat er geen ruimte meer tussen zit.
Verplaats het papier in de lade niet meer dan een paar millimeter.
Overmatige verplaatsing van geplaatst papier kan ertoe leiden dat de papierranden beschadigd raken rond de openingen van de liftplaat van de lade, waardoor vellen papier verkreukelen of vastlopen.
Til de voorkant van de lade omhoog en schuif de lade voorzichtig in de printer totdat deze stopt.

Zorg om papierstoringen te voorkomen, dat de lade stevig is geplaatst.
![]()
Verleng de lade bij het plaatsen van papier langer dan A4
of 81/2 × 11
in lade 1. Voor meer informatie, zie Bij het plaatsen van papier groter dan A4 of 81/2 × 11.
Briefpapier moet in een specifieke richting worden geplaatst. Voor meer informatie, zie Papier met vaste afdrukrichting of dubbelzijdig papier plaatsen.
U kunt enveloppen plaatsen in lade 1. Enveloppen moeten in een specifieke richting worden geplaatst. Voor meer informatie, zie Enveloppen plaatsen.